De Stinkende gouwe is een overblijvende, in pollen groeiende plant
die vrij algemeen voorkomt langs wegbermen, heggen,
bosranden en in verwilderde parken.
De plant wordt tot 90 cm hoog.
De rechtopstaande stengel is glad en kaal
maar kan ook licht behaard zijn.
Hij is massief van binnen en bevat geel melksap.
Verspreid langs de stengel bevinden zich
de enkelvoudige, diep ingesneden bladeren.
Ze hebben een gekartelde rand en een stompe top.
De onderzijde is blauwgroen van kleur.
De eenvoudige, gele bloemen staan alleen of in een kleine,
eindstandige bijschermen.
Ze bestaan uit 4 kroonblaadjes en in het hart
staan 4 meeldraden en 1 stamper.
Van mei tot september staan de plant in bloei.
De kale, lange doosvruchten bevatten zwart-glanzend zaad.
Het zaad is in het bezit van een olierijk aanhangsel
dat voor mieren aantrekkelijk is.
Zij verslepen de zaden en eten het mierebroodje eraf.
Op die manier snijdt het mes aan twee kanten,
de mieren een lekkernij en de zaden worden verspreid.
Vanwege de meer dan 20 alkaloïdesoorten is de plant giftig.
In de volksgeneeskunde wordt het melksap beschouwd
als een middel tegen wratten, maar dit is niet medisch bewezen.
De naam Chelidonium komt van het
Griekse woord chelidon (zwaluw).
Volgens oude overlevering zouden zwaluwen stukjes stengel
van dit kruid op de ogen van hun jongen leggen,
die daardoor leren zien.
Terug naar: