Weiden, wegbermen en stortplaatsen vormen de standplaatsen
van het tot 70 cm hoge Weideklokje.
En alhoewel de standplaatsen veelvuldig aanwezig zijn,
is het plantje zeer zeldzaam.
Waarschijnlijk is ze in Nederland ingevoerd met graszaad
en is ze ingeburgerd in het gebied van de grote rivieren en de Kempen.
De omgekeerd eironde grondbladeren zijn in de steel versmald.
De ongesteelde stengelbladeren zijn smal lancetvormig
en staan verspreid langs de stengel.
Ze hebben een vlakke bladrand.
Door de sierlijk vertakte stengels en de meestal rechtopstaande,
helder paarsblauwe klokjes is de soort meestal
van andere hoge klokjesbloemen te onderscheiden.
De alleenstaande bloemen hebben een trechtervormige kroon
die met vijf slippen diep is ingesneden.
In het hart bevinden zich 5 meeldraden en 1 stamper.
De bloemen die te zien zijn in mei en juni, draaien zich naar de zon.
Bij avond en slechte weersomstandigheden
hangen de bloemen omlaag, zodat regen of dauw er niet in kan komen.
De doosvrucht, waar nog resten van de verdorde kroon
aan blijven hangen, gaat met drie poriën open.
Het fijne zaad wordt uitgestrooid als de stengel wordt bewogen.
Vergelijkbaar met:
Rapunzelklokje
Home
Groene planten
Kruidachtige bloemplanten