BRIEVEN
Correspondentie tussen H.M. de Koningin
en het Comité-Generaal
Dit keer willen wij in deze MariaBode
een kleine bloemlezing geven uit de
correspondentie tussen H.M. de Koningin,
de Minister van Binnenlandse Zaken,
burgemeester Ed van Thijn etc en het
Comité-Generaal Onze Lieve Vrouw ter
Staats.
De eerste brief die we hier publiceren
is gericht aan de pastoraal opbouwwerker
van de Staatsliedenbuurt, Ricus Dullaert.
Henk Brouwer, onze voorzitter, beging
hiermee een stomme vergissing. Hij dacht
dat Ricus dominee zou zijn, omdat deze in
een gereformeerde kerk spreekuur hield.
Dik drie maanden later ontving onze
voorzitter een briefje van Ricus, welk
als naschrift de p.s.: 'Ik ben trouwens
wel R.K. en wel van het ware geloof. En
beslist geen dominee'.
Een heel andere correspondentie betrof
de aanvraag tot straatnaamwijziging. Op
16 november 1988 werd B&W verzocht de
verschijningspleinen om te dopen. Dit
verzoek werd besproken in de vergadering
van de Commissie Straatnamen van 9
december van datzelfde jaar. In het
dagblad Trouw van zaterdag 8 april 1989
klapte een woordvoerder van deze
commissie uit de school: 'er is op het
stadhuis aanvankelijk wat gegniffeld,
omdat er nogal wat agnosten in de
commissie zitten. Later hebben we er
serieus over gepraat. Een verzoek om de
Ataturkstraat is immers ook ooit
gehonoreerd. En Ataturk heeft heel wat
Koerden over de kling gejaagd, dus dat
was tamelijk dubieus. Maar in dit geval
vonden we de groep aanvragers gewoon te
klein'.
Dit was echter niet de officiele
reden, die wij op 9 februari 1989 namens
B&W mochten ontvangen, zoals u zelf
kunt lezen. Uiteraard namen wij geen
genoegen met zo'n lullige afwijzing,
waarbij de MoederMaagd op een lijn werd
gesteld met figuren als Van Limburg
Stirum en Von Beuningen. Eerst ging er
een protestbrief naar burgemeester Ed van
Thijn persoonlijk, met het verzoek
wanneer het hem zou schikken de petitie
en handtekeningen in ontvangst te nemen.
Ondanks de vriendelijke mededeling aan
het eind van de brief dat wij voor Van
Thijns zieleheil zouden bidden en hem
zopuden aanbevelen in onze gebeden
ontvingen wij tot heden geen antwoord op
dit schrijven.
Omdat onze voorzitter zoiets al
verwachtte van een burgemeester die na
een volkstribunaal letterlijk de
Staatsliedenbuurt werd uitgezet, wendde
hij zich ook tot Hare Majesteit koningin
Beatrix. Niet alleen omdat Ed van Thijn
weleens een stevige reprimande van onze
Oranjevorstin kon gebruiken, maar vooral
omdat zij, als gewoon koningin, als geen
ander kan weten hoe lullig het is als de
Koningin des Hemels geen eigen pleintje
krijgt.
Zoals u kunt zien, gaf Beatrix de
brief ter behandeling aan haar Minister
van Binnenlandse Zaken, die begrip toonde
dat Maria een eigen pleintje in Amsterdam
West wilde hebben, maar het
gemeentebestuur hierin een grote mate van
wettelijke vrijheid heeft. Een wat al te
grote mate van vrijheid, vind ons bestuur
in tegenstelling tot de minister. Toch
speet het hem, dat 'noch Hare Majesteit
de Koningin noch ik als Minister van
Binnenlandse Zaken iets tegen een
dergelijk besluit van de gemeente' kon
doen.
Na uitvoerig overleg met een van onze
advokaten, besloot het bestuur als
volgende stap een raadsadres aan de
gemeenteraad van onze hoofdstad te
richten, met het verzoek de beslissing
van burgemeester en wethouders te herzien
en de mededeling dat er inmiddels
protestbrieven onderweg waren naar de
koningin, het Heilig Officie te Rome, de
Pauselijke Nuntius en bisschop van
Haarlem.
Het is spijtig te moeten konstateren
dat er in de Amsterdamse Gemeenteraad
weinig mensen van het juiste geloof te
vinden zijn. Op 14 april 1989 ontvingen
wij opnieuw een afwijzing, met de
toevoeging dat ze erop vertrouwen dat wij
begrip kunnen opbrengen voor deze
beslissing. Zijn ze, wat het
Comité-Generaal Onze Lieve Vrouw ter
Staats betreft, wel effe aan het
verkeerde adres. Ook al 'wist' Trouw van
8 april '89 (dus zes dagen voor dat de
brief met afwijzing werd verstuurd!!!) te
melden dat onze voorzitter 'de strijd
lijkt te staken' en 'Brouwer lijkt zich
er nu bij neer te leggen'. Sommige dingen
'lijken' wel meer, terwijl het niet zo
is. In MariaBode nummer 10 zullen we hier
nog op terug komen.
|