11 februari 1858 eerste verschijning OLVrouw in Lourdes, Frankrijk


powered by FreeFind

Sanctuaire Notre Dame Lourdes met om 15.30 u Real-audio rozenkransgebed en Webcam bij de grot.

Bernadette Soubirous

In 1865, zeven jaar na de visioenen in de grot, wordt Bernadette, de Mariazieneres van Lourdes, postulante in het klooster van nonnen te Lourdes, waar ze inwoonde.
Voor haar vertrek naar het moederklooster te Nevers neemt zij op 4 juli 1866 afscheid van de grot en verlaat Lourdes en haar familie.

In Nevers verdwijnt Bernadette onder haar doopnaam, Soeur Marie-Bernarde in het streng afgesloten klooster.

Bij het begin van haar noviciaat werd Bernadette voor de vergaderde kloostergemeente naar het verhaal van de verschijningen gevraagd. Daarna werd haar verboden er ooit over te spreken.

Op de dag van haar kloostergeloften gaf de bisschop haar de opdracht: 'bidden'.

Met overdreven ijver hebben sommigen van haar oversten alles in het werk gesteld om haar nederig en klein te houden.

Zij werd aangesteld op de ziekenzaal waar zij een heel bekwame en goede verpleegster bleek te zijn.

Maar ze was zelf veel ziek, behalve astma kreeg zij tuberculose, beenontkalking en open wonden die haar veel deden lijden en haar lichaam verwoestten.

In lichaam en geest beleefde zij dag na dag wat Maria te Lourdes had gevraagd: "Bid voor de zondaars, doe boete".

"Ik beloof u gelukkig te maken, niet in deze wereld, maar in de andere."

Op 16 april 1879, de woensdag na pasen, stierf Bernadette, 35 jaar oud.

Op bevel van paus Pius IX en de bisschop van Lourdes bekrachtigde zij op haar sterfbed nog eens onder ede haar vroegere verklaringen over de gebeurtenissen bij de grot.

De verschijningen hadden haar als persoon alleen ellende bezorgd.

Na een langdurig en streng proces, zoals dat door het kerkelijk recht is voorgeschreven, werd Bernadette op 8 december 1933 door paus Pius XI heilig verklaard. Nu trekken er jaarlijks zo´n 5 miljoen pelgrims naar de grot waar het allemaal gebeurde.

Ook de stad Nevers doet goede zaken. Bernadettes lichaam, dat gaaf bewaard is gebleven, ligt nu opgebaard in een glazen schrijn in de kapel van het klooster te Nevers.

HOME

Lourdes

Op zondag 7 januari 1844 wordt in het Zuidfranse Lourdes als eerste van zeven kinderen Bernadette Soubirous geboren en in de burgerlijke stand ingeschreven met de namen "Bernarde-Marie". Na haar komen er nog zes, waarvan er drie al jong zullen sterven. Bernadette is vroom, zij heeft steeds haar rozenkrans bij zich en bidt. Zij kent géén andere gebeden.

Eerste verschijning
donderdag 11 februari 1858

Bernadette (14), haar zusje Toinette (12) en een vriendinnetje Jeanne Abadie (13) gaan hout sprokkelen. Ze komen aan de voet van de rots van Massabielle en zien een grot. Voor de grot loopt water en daarom wil Bernadette haar schoenen en kousen uittrekken om het water over te steken.

Nauwelijks heeft ze de eerste kous uit, als ze een geluid hoort als van een windvlaag. Weer hoort ze hetzelfde geluid en als zij naar de grot kijkt, ziet ze in de bovenste nis een mooie vrouw met een witte japon, een blauwe ceintuur en een gele roos op elke voet. De Vrouw geeft met haar vinger een teken om dichterbij te komen, maar Bernadette staat als vastgenageld. Spontaan grijpt Bernadette naar haar rozenkrans en knielt neer. Ze wil het kruisteken maken, maar dat gelukt haar pas als de mooie verschijning, die ook een rozenkrans draagt met een groot blinkend kruis, het haar heeft voorgedaan. Terwijl Bernadette het Rozenhoedje bidt, ziet ze dat ook de mooie vrouw de kralen door haar vingers laat glijden, maar zonder de lippen te bewegen. Het 'visioen' duurt ongeveer een kwartier. De andere meisjes hebben niets gezien. Bernadette vertelt het hun, zo komt het nieuws bij moeder Soubirous terecht. Die wil er niets over horen.

Tweede verschijning
zondag 14 februari 1858

Het is carnavalszondag. Bernadette moet en zal naar de grot te gaan, hoewel haar moeder het haar verboden heeft. Na veel aandringen geeft moeder maar toestemming. Bernadette en de twee andere meisjes gaan mee. Bernadette heeft voor alle zekerheid een flesje wijwater meegenomen, om naar de verschijning te gooien, als ze die bij de grot zou zien.

Bernadette laat de groep knielen en samen bidden zij de Rozenkrans. Wéér ziet Bernadette de mooie vrouw met een rozenkrans aan de arm. Ze sprenkelt het wijwater in de richting van de nis en vraagt : "als u van God komt. blijft u dan en zo niet gaat u dan weg." Hoe meer wijwater Bernadette sprenkelt, des te meer lacht de verschijning . Als de fles leeg is, gaat Bernadette verder met haar rozenhoedje en verdwijnt de gestalte.

Derde verschijning
donderdag 18 februari 1858

Het is heel vroeg in de morgen als Bernadette weer bij de grot knielt. Enkele volwassenen uit de stad zijn meegegaan. Zij geven haar papier en schrijfgerei. Bernadette gaat de grot in en vraagt:
"Wilt U zo goed zijn Uw naam op te schrijven?"
Dit hebben de volwassenen haar ingeprent.
"Dat hoeft niet", hoort Bernadette als antwoord.
En dan de wedervraag: "wilt u zo goed zijn om gedurende vijftien dagen naar de grot te komen?"
"Ja, ik beloof het u", antwoordt Bernadette.
De verschijning doet een belofte: "Ik beloof u gelukkig te maken, niet in deze wereld, maar in de andere."
Tot slot doet de mooie dame een verzoek "Ik zou hier veel mensen willen zien."
Voor het eerst heeft Bernadette de "welluidende en zachte" stem gehoord. De verschijning is op iets minder dan een half uur afgeklokt.  

Vierde verschijning
vrijdag 19 februari 1858

Bernadette is niet meer bang. Zij voelt een onweerstaanbare innerlijke drang om naar de grot van Massabielle te gaan. Zes of zeven vrouwen, waaronder de tante van Bernadette, zijn meegegaan. Na amper drie weesgegroeten herhaalt zich de verschijning, ongeveer een kwartier. Een klein detail: voor de eerste keer neemt Bernadette een gewijde kaars mee naar de grot. Zij zal ze verder elke keer meenemen tot op drie maart, de dag van de veertiende verschijning.

Vijfde verschijning
zaterdag 20 februari 1858

De begeleidende groep is aangegroeid tot ongeveer dertig mensen. Die dag vertonen zich dezelfde verschijnselen. En als ze voorbij zijn, is Bernadette meteen het normale en eenvoudige kind van altijd. En ze wil bijna niet praten over de verschijning. Alleen zegt ze weer beslist dat ze "aquero", "de mooie witte dame", die glimlachte en haar groette, weer heeft gezien.

Zesde verschijning
zondag 21 februari 1858

Deze zondagmorgen zijn zo'n honderd mensen getuige van de vervoering van Bernadette. De blik van Maria schijnt een ogenblik over heel de aarde te gaan en Zij zegt: "Bid voor de zondaars."

In de namiddag wordt zij onderworpen aan een langdurig verhoor door de politie-commissaris Jacomet. Zij is uiterst kalm en elke poging om haar zichzelf te laten tegenspreken mislukt. Vader Soubirous laat haar beloven niet meer naar de grot te gaan.

Zevende verschijning
dinsdag 23 februari 1858

In de biechtstoel zegt kapelaan Pomian tegen Bernadette dat niemand het recht heeft haar de gang naar de grot te beletten. Onder druk van de kapelaan trekt vader Soubirous zijn grotverbod in. Deze dag zijn er zeker weer honderd getuigen, onder wie dokter Dozous en verschillende vooraanstaande mannen uit het stadje.

Maria leert aan Bernadette woord voor woord een "klein speciaal gebed", wat zij geheim houdt. Zij zal dit voortaan haar hele leven iedere dag bidden. Maria geeft nu een opdracht: "En ga nu aan de priesters zeggen, dat Ik wil, dat men hier een kapel bouwt."

Achtste verschijning
woensdag 24 februari 1858

Twee á driehonderd personen zijn bij de grot samengestroomd. Zij zien dat het gezicht van Bernadette een en al droefheid is.

Zij kruipt op haar knieën over de grond en af en toe kust zij de grond. Men hoort haar stamelen: "Boete … Boete … Boete …"

Ze vertelt, dat de Dame haar dit gevraagd heeft als boetedoening voor de zondaars.

Negende verschijning
donderdag 25 februari 1858

Weer is de omgeving van de grot propvol mensen. Zo uiterlijk te constateren is Bernadette's houding gedurende deze verschijning vreemd, maar dat komt door datgene wat Maria tegen haar zegt:
"Mijn dochter, Ik wil je alleen voor jezelf en alleen aangaande jezelf, een laatste geheim toevertrouwen, dat je aan niemand ter wereld zult prijs geven. En nu, ga drinken en je wassen bij de bron en eet van het gras, dat daar vlakbij groeit."

Maria wijst met Haar vinger naar de grot. Dan ziet Bernadette wat vies modderig water, zij kan er niet van drinken. Zij probeert het drie keer en graaft steeds wat dieper. De vierde keer kan zij het drinken en zij wast zich ermee. Dan eet zij van het gras.

Onder de mensen, die dit zien, zijn er die zeggen: "zij ik gek." Maar de bron wordt onder handen van Bernadette, de overvloedige bron (100.000 liter per dag).

Voor velen wordt dit het "wonderdadige water." Dezelfde dag ondergaat Bernadette een verhoor bij de procureur des keizers, zonder enig succes voor de procureur.

Tiende verschijning
zaterdag 27 februari 1858

De verschijning herhaalt zich ten aanschouwen van 800 personen. Weer drinkt Bernadette van het water uit de inmiddels sterker borrelende bron en het eet zij van het gras.

Elfde verschijning
zondag 28 februari 1858

Een nog grotere menigte dan de vorige dag (1150 mensen) is Bernadette naar de grot gevolgd. Ook de commandant van de gendarmerie uit Tarbes is er met zijn secretaris. Deze was onder de indruk en zegt dat de verschijning vrij lang geduurd heeft. 's Middags volgt weer een verhoor bij de procureur, de commissaris en de rechter van instructie. Ook de directeur van de middelbare school komt haar privé ondervragen. Hij denkt dat ze aan catalepsie lijdt, maar na het gesprek is hij overtuigd dat ze echt iets ziet.

Twaalfde verschijning
maandag 1 maart 1858

Er zijn 1500 personen aanwezig volgens een politie-telling.
Bernadette ziet het meisje weer dat haar attent maakt op het feit dat zij niet haar eigen Rozenkrans in de hand houdt, maar die van een ziek vriendinnetje.
Opnieuw drinkt en wast ze zich aan de bron. Op deze dag was er voor de eerste keer een priester aanwezig, de pasgewijde Abbe Dezirat van het nabijgelegen plaatsje Omex. Hij houdt Bernadette nauwlettend in de gaten en verklaart later: "Wat een volmaakte vrede! Wat een kalmte! Wat een verhevenheid! Het is onmogelijk, dat een kind zoiets verzint; zo puur, zo liefelijk. Het was alsof ik op de drempel van het Paradijs stond."

Dertiende verschijning
dinsdag 2 maart 1858

Er zijn 1650 toeschouwers. Bernadette hoort het verzoek: "ga aan de priesters zeggen hier een kapel te bouwen, ik wil dat men hier in processie naartoe komt".

Pastoor Peyramale ontvangt haar zo brutaal dat ze alleen over de processie praat en de kapel vergeet. Vol schrik gaat ze 's avonds terug en doet de aanvulling van haar boodschap aan de pastoor en drie kapelaans. De pastoor zegt dat ze eerst maar eens naar de naam van de Dame moet vragen.

Veertiende verschijning
woensdag 3 maart 1858

Er zijn in alle vroegte tussen de 3000 en 4000 mensen bij de grot, maar er gebeurt niets.

's Middags gaat Bernadette terug en nu ziet ze in tegenwoordigheid van honderd mensen, de verschijning.

Zij vraagt de Dame namens de pastoor naar haar naam, maar de Dame glimlacht en geeft geen antwoord.

Bernadette bezoekt de pastoor, die zegt, dat ze voor de gek wordt gehouden, maar dringt er op aan opnieuw naar haar naam te vragen.

Vijftiende verschijning
donderdag 4 maart 1858

Het is marktdag in Lourdes. De laatste dag van de vijftien, waarover het ging bij de derde verschijning. Er is veel volk van buiten. Twintigduizend mensen trekken naar de grot. De politiemacht in het Pyreneeën stadje, met versterking van de buurtdorpen, heeft er de handen aan vol. Drie kwartier blijft Bernadette in vervoering bij de grot. Weer volgt een bezoek aan de pastoor. De Dame heeft alleen geglimlacht toen Bernadette haar naam vroeg. Maar ze wil nog steeds de kapel. Weer dringt Peyramale aan om haar naam te vragen.

Nu volgt een onderbreking in de verschijningen die twintig dagen duurt, tijdens welke Bernadette niet naar de grot gaat. Zij voelt deze onweerstaanbare kracht niet die haar uitnodigt. Voor haar is het een welkome pauze waarin zij haar rust terugvindt; zij gaat naar school en bereidt zich voor op de Eerste Communie.

Zestiende verschijning
donderdag 25 maart 1858

Maria boodschap. Drie weken is Bernadette niet meer naar de grot geweest. Maar in de nacht van 24 op 25 maart voelt zij weer die onverklaarbare drang naar de nis in de Massabielle.

Het is vijf uur in de morgen, als zij met enkele familieleden op weg gaat. Er zijn al een paar tientallen mensen, onder andere de commissaris. Onmiddellijk ziet Bernadette de Dame. Zij raakt bijna een uur lang in vervoering. Drie keer vraagt zij de Dame om haar naam. De Dame glimlacht. Dan waagt zij het nog een vierde keer. Nu komt ook het antwoord: Ik ben de onbevlekt ontvangenis.

Hiermee bevestigt de H. Maagd het op 8 december 1854 door Pius IX uitgeroepen leerstuk. Zij is "De Vrouw bekleedt met de zon" de totaal zuivere.

Maria kondigde Haar Onbevlekte Ontvangenis reeds aan bij haar verschijning in de Rue du Bac te Parijs in 1830 aan zuster Catharina Labouré. Zij leerde toen aan de zuster het gebed: O Maria, zonder zonden ontvangen, bid voor ons die onze toevlucht tot u nemen

De wonderdadige medaille heette immers eerst "de Medaille van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis". En Bernadette begrijpt het niet, ook niet na een bezoek bij de pastoor. Pas 's middags, in een gesprek met meneer Estrade, een geletterd man, begint ze te beseffen dat het tóch de Heilige Maagd moest zijn. Nu volgt opnieuw een onderbreking in de verschijningen.

Zeventiende verschijning
woensdag 7 april 1858

Omdat Bernadette daags tevoren te biechten is geweest, verwacht men dat ze naar de grot zal gaan. Het blijkt waar te zijn. Zoals gewoonlijk draagt zij een brandende kaars in de linkerhand, met haar rechter beschermt zij de vlam tegen de wind. In de extase die volgt, beroert de vlam haar vingers, een kwartier lang. Dr. Dozous, die er bij staat, kan geen enkele brandwond constateren en hij gelooft ook dat Bernadette echt iets ziet.

Dan volgt de langste onderbreking in het verloop van de verschijningen.

Achttiende en laatste verschijning
vrijdag 16 juli 1858

Op het feest van Onze Lieve Vrouwe van de berg Carmel voelt Bernadette zich gedwongen nog eens naar de grot te gaan. Ze gaat 's avonds om acht uur. De autoriteiten hebben intussen (naar een decreet van 10 juni) de grot afgesloten en er schuttingen rondom laten aanbrengen.

Bernadette knielt tezamen met haar tante Lucile aan de overkant van de Gave. Gedurende korte tijd raakt ze in vervoering, net als enkele maanden geleden. Als haar daarna gevraagd wordt of de Heilige Maagd iets gezegd heeft, antwoord zij 'niets', maar tevens zegt ze dat ze haar nog nooit zo mooi heeft gezien.

En nadien neemt zij de gewone lijn van haar leven weer op, haar groei in het geloof, die voor haar geheel bestaat in de trouw van elke dag.

De eerste van de achttien verschijningen te Lourdes had plaats op 11 februari 1858. Tijdens en na de verschijningen is Bernadette een voorwerp van belangstelling, van bewondering en... van afkeer!

Ook haar ouders hebben het zwaar te verduren, hoe kunnen arme mensen zich verdedigen tegen dreigende openbare machten!

Maar Bernadette blijft zichzelf, eenvoudig en oprecht. Voor de burgerlijke en de kerkelijke ondervragers zal zij steeds even kalm en onbevangen, soms met een tikkeltje humor, zelfs met kordaat verweer tegen onkiese opdringers, het verloop van de verschijningen vertellen.
H.B.
Klik hier voor WestSide

HOME