UTRECHT
(RKnieuws.net) - De grote Duitse filosoof Jürgen Habermas redde de wijsgerige
erfenis van de verlichting, door het begrip rede een nieuwe invulling te geven.
Maar nu wijst hij op de risico’s van ’godsdienstkritisch verstard secularisme’
en noemt hij de inbreng van godsdiensten onmisbaar voor de postseculiere
samenleving. Habermas deed zijn uitspraken op een conferentie van het Nexus
Instituut in Tilburg.
Als geen ander heeft
Jürgen Habermas de veranderingen in de Europese samenleving na de Tweede
Wereldoorlog gezien, doordacht en beschreven. De vermaarde filosoof en
socioloog werd in 1929 bij Düsseldorf geboren en groeide op in een Duits
protestants milieu. Zijn eerste jaren werden gestempeld door het
nationaalsocialisme van Adolf Hitler. Zijn vader, een domineeszoon en directeur
van de plaatselijke kamer van koophandel, was al in 1933 lid geworden van de
NSDAP. Het lag dan ook voor de hand dat Jürgen zich zou aansluiten bij de
Hitlerjugend. Zijn wereld leek vanzelfsprekend, al werd de jonge Habermas vaak
gepest en zelfs uit bepaalde functies geweerd wegens zijn gespleten gehemelte.
In 1945 kwam voor hem de harde werkelijkheid aan het licht. Habermas had
tijdens de oorlog als veldverpleger aan het westelijk front gediend, maar kwam
na de val van het nazisme tot de ontdekking dat alles wat voor hem gewoon was,
in feite diep misdadig bleek. Het jaar 1945 werd voor hem het jaar waarin hij
eigenlijk geboren is, heeft hij later gezegd. De oorlog en de waarden van
vrijheid, democratie en liberale rechtsstaat hebben zijn denken bepaald.
Na de oorlog rees de ster van Habermas al snel. In 1957 werd hij wetenschappelijk
assistent bij Theodor Adorno, een van kopstukken van de ’Frankfurter Schule’.
Deze filosofische school wilde een ’Kritische Beschouwing’ over de westerse
samenleving leveren. Maatschappijkritiek stond centraal aan het ’Institut für
Sozialforschung’ in Frankfurt.
Onderscheid
Jürgen Habermas heeft zijn leven lang het project van de Frankfurter Schule
voortgezet. Toch heeft hij zich nadrukkelijk van zijn leermeesters
onderscheiden. Steeds duidelijker stelde hij dat er twee vormen van rationaliteit
zijn, een onderscheid waarvoor zijn voorgangers onvoldoende oog hadden.
Met de filosofen van de verlichting is Habermas het eens, dat godsdienstige
openbaringen niet meer de basis kunnen vormen van moraal en ethiek. Maar
tegelijk stelt hij dat ook de rede haar grenzen kent. Rationaliteit is in het
Westen te veel in dienst gekomen van technologische en instrumentele beheersing
en kan daardoor niet meer de basis vormen van een kritische maatschappijvisie.
Tegenover deze instrumentele rationaliteit stelt Habermas de communicatieve
rationaliteit, waarbij taal een allesbepalende rol speelt.
Deze visie heeft Habermas uitgewerkt in zijn hoofdwerk Theorie des
kommunikativen Handelns uit 1981, door de omslagkleur en stevige inhoud ook wel
het ’blauwe monster’ genoemd. Claims omtrent waarheid en waarachtigheid moeten
altijd in een open dialoog worden neergelegd, zonder dat er sprake is van een
dwingende macht die de waarheid voor zich opeist. Met deze opstelling is
Habermas in het spoor van de verlichting gebleven. Hij heeft zich ook tegen het
postmodernisme gekeerd, dat elke waarheidsclaim relativeerde.
Wel wilde Habermas de rede loskoppelen van de drang tot beheersing van systemen
en haar zo in dienst stellen van dialoog en communicatie, die essentieel zijn
voor een leefbare wereld.
Onhoudbaar
Deze nadruk op dialoog heeft Habermas er vaak toe gebracht, stelling te nemen
in actuele discussies. Zo liet hij van zich horen in het debat over
atoomwapens, de aanslagen van 11 september 2001 en de oorlog in Irak. Ook zijn
lezing afgelopen zaterdag voor het Nexus Instituut in Tilburg over de
’postseculiere samenleving’ past in dit kader. Het Instituut is een culturele
denktank, die een contrapunt wil zijn ,,voor kleinheid van geest, verzuiling en
nationalisme, de troosteloosheid van het niets weten en het fanatisme van het
enig weten’’.
Habermas stelde dat de seculariseringthese, die een nauw verband legt tussen de
modernisering van de samenleving en de secularisering van de bevolking, niet
langer houdbaar is. Was Amerika, waar godsdienst altijd al een dominante rol
speelt, lange tijd een uitzondering, nu past het land eerder in de nieuwe
tendens dat religies wel degelijk een belangrijke rol in de wereld spelen. Dit
blijkt onder meer uit de opmars van ,,orthodoxe of in elk geval conservatieve’’
groepen binnen veel geloofsgemeenschappen, aldus Habermas.
Bovendien neemt het belang van religie toe door de opkomst van radicale
moslims. Ook zorgt de zichtbare aanwezigheid van gematigde moslims in Europese
landen ervoor, dat christenen en seculieren met hun eigen overtuiging worden
geconfronteerd en met de vraag, in hoeverre zij die publiek willen uiten.
In zijn lezing riep Habermas de vraag op, hoe om te gaan met de toenemende rol
van godsdiensten in de samenleving. Volgens hem zijn er in het huidige debat
twee uitersten, die elkaar wederzijds van extremisme beschuldigen. De ene groep
beticht de andere van ’Verlichtingsvijandig multiculturalisme’, dat kritiekloos
minderheden in de politieke cultuur uitnodigt. De andere groep beschuldigt de
eerste van ’Verlichtingsfundamentalisme’ en verwijt deze dat ze godsdienst
helemaal naar het privéterrein wil verbannen. Deze
’Verlichtingsfundamentalisten’ vinden religie cognitief en historisch gezien
achterhaald en menen dat die zich daarom uit de politiek moet terugtrekken.
Overtuigend
Opvallend is dat Habermas veel minder negatief over de rol van godsdiensten in
de samenleving oordeelt dan velen van een verlichtingsfilosoof hadden verwacht.
Geloofsgemeenschappen leveren ,,ook in grotendeels geseculariseerde
samenlevingen relevante bijdragen aan de politieke menings- en wilsvorming’’ en
vormen ,,de schaarse hulpbronnen van de zin- en identiteitsverlening’’, aldus
Habermas. ,,Vooral met betrekking tot het kwetsbare terrein van het sociale
samenleven beschikken religieuze tradities over de kracht om morele intuïties
op overtuigende wijze tot uitdrukking te brengen.’’
Habermas verzet zich dan ook tegen de neiging van de laïcisten en secularisten
om religies hun inbreng in het politieke domein te ontnemen. Het polemisch
ingestelde secularisme mag het religieus traditionalisme geregeld voorhouden
zich aan een leerproces te onderwerpen, maar deze rollen kunnen best eens
omgedraaid worden, stelde Habermas: neutraliteit van de staatsmacht mag in
ieder geval niet verwisseld worden met uitsluiting van religieuze uitingen uit
de politiek.
Beheersing
Wel stelt Habermas een voorwaarde aan de inbreng van religieuze taal in de
politieke meningsvorming: wil ze in de agenda’s van de overheidsinstellingen
terechtkomen, dan moet ze ’vertaald’ worden in seculiere (een term die Habermas
nadrukkelijk onderscheidt van het polemisch ingestelde ’secularistische’)
bijdragen, zodat ook niet-gelovigen ze kunnen begrijpen en op hun waarde kunnen
schatten.
En daarmee is Habermas’ waardering van religies toch veel minder opmerkelijk
dan veel critici menen. Wie verbaasd is over Habermas’ uitspraken, is
waarschijnlijk zelf door het secularisme beïnvloed en had daarom iets anders
van ’zijn’ verlichtingsfilosoof verwacht. Maar Habermas heeft zich altijd
gekeerd tegen rationaliteit die de beheersing van systemen plaatst boven of
zelfs ten koste van de leefwereld van mensen. De rede staat niet in dienst van
macht, maar van dialoog en communicatie. En waarom zouden gelovigen aan dit
wezenlijke gesprek geen bijdrage mogen leveren?