DE KAT OP HET SPEK
http://www.mennenpr.nl/00000196af13d6e01/0000019a5e0dbb301/index.html


“Pastoor, wij willen graag dat de uitvaart van ons vader uw kerk is, maar wij willen ook graag dat die uitvaart gedaan wordt door een bevriende pastorale werkster.” Met deze vraag die eigenlijk een soort eis is, kan een pastoor in onze dagen geconfronteerd worden. Hij zal, als hij tenminste op een normale manier in de Kerk staat, antwoorden: “Die pastorale werkster is niet bevoegd om een uitvaartdienst te leiden. Uitvaartdiensten in de katholieke Kerk kunnen alleen geleid worden door een priester of een diaken. Leken kunnen dat alleen met een speciale volmacht van de bisschop als er absoluut geen priester of diaken beschikbaar is.” Hierop zal de nabestaande waarschijnlijk repliceren: “Ja maar ze doet dat in de parochie waarin ze is aangesteld toch ook.” En de pastoor weer: “Waarschijnlijk doet ze dat zonder machtiging van de bisschop en maakt daarmee de uitvaart wederrechtelijk tot haar privé-plechtigheid. En mocht ze vanwege de nood in haar eigen parochie een bisschoppelijke volmacht hebben, dan geldt die alleen waar en zolang als die noodsituatie bestaat.. Het wordt nooit een eigen taak van een leek (en dat is een pastorale werkster) om een uitvaart namens de Kerk te leiden. Hier bestaat die noodsituatie in ieder geval niet, ik ben beschikbaar.” Dit alles zal ongetwijfeld weinig indruk maken. Men wil en men zal zijn zin hebben. Men dreigt desnoods met de krant waar “zielige nabestaanden” het altijd goed doen tegenover een “wettische pastoor”.

Er gaat geen gelegenheid voorbij of de bisschoppen prijzen de pastoraal werkenden om hun inzet in de Kerk maar dat kan niet verhelen dat de feitelijke situatie is dat zeer velen van hen een groot en duur probleem in de Kerk vormen. Hoe komt dat?

De katholieke Kerk is wezenlijk een hiërarchisch geleide Kerk. Het woord “hiërarchisch” komt uit het Grieks. “Hieros” betekent “heilig” en “archč” betekent zowel “oorsprong” als “heerschappij, leiding”. Dus allereerst betekent dit dat de Kerk een “heilig begin” heeft: de Kerk is niet democratisch tot stand gekomen; ze is door Christus gesticht; het is Gods werk. Tegelijk betekent het dat de Kerk hier en nu een “heilige leiding” heeft. De leiding in de Kerk wordt principieel niet democratisch aangewezen ook al spelen soms verkiezingen een rol. Wezenlijk komt de leiding van Christus en dat komt tot uiting in het sacrament van de wijding. Christus leidt zijn Kerk door mensen die door wijding op een bijzondere manier voor het leven aan Hem zijn gebonden en van Hem hun volmachten krijgen. Daarmee zijn de leiding in de Kerk, de ambtelijke verkondiging van Gods Woord en de bediening van de sacramenten principieel gebonden aan het gewijde ambt.

Dat betekent dat leken (dus ook pastoraal werkenden) geen normale voorgangers zijn in welke liturgische plechtigheid dan ook. Zonder speciale volmacht kan een leek slechts voorgaan in het getijdengebed, wanneer geen priester aanwezig is. Voor alle andere gevallen zijn speciale volmachten nodig en die zijn alleen geldig als er geen gewijde ambtsdrager beschikbaar is.

Hoe komt het nu dat pastoraal werkenden in groten getale hun bevoegdheden overschrijden? Ja zelfs voor een groot gedeelte hun identiteit willen ontlenen aan hun liturgisch optreden. (U kent het wel: de priester mag het rustiger aan doen want de pastorale werkster wil ook haar eigen viering hebben in het weekend!). Mijns inziens ligt dat aan het feit dat de pastoraal in onze Kerk ten nauwste verbonden is met en vaak uitloopt op de viering van de liturgie, ook van de sacramenten. Wil een pastoraal werkende in de geest van de Kerk zijn werk verrichten, dan moet hij het voorbereidende werk verrichten en dan de viering van de liturgie en de sacramenten aan de priester of de diaken overlaten. Dat is blijkbaar voor velen te moeilijk. Je hoort dan vaak: “ik heb die mensen begeleid en dan zou ik er een vreemde functionaris bij moeten halen?” Als dat zo is, dan heeft betreffende pastoraal werkende zijn werk niet goed gedaan. Een priester of een diaken zijn in de Kerk nooit vreemde functionarissen. Hun functie is wezenlijk en onontbeerlijk. Het is hoogmoed en een vorm van “jalousie de metier” die pastoraal werkenden ertoe brengt zichzelf in de plaats van de priester of de diaken te schuiven en de “pastorant” op oneigenlijke wijze aan zich te binden. In het geval van bovengenoemde uitvaart zijn niet de nabestaande de grote schuldigen, maar de pastorale werkster die zich beschikbaar gesteld heeft en de zwartepiet naar de pastoor schuift.

Omdat het probleem niet alleen in Nederland voorkomt, maar op alle plaatsen in West-Europa waar men pastoraal werkenden heeft ingevoerd, durf ik te stellen dat bisschoppen de meeste leken in de naaste gelegenheid tot zonde brengen als ze hen een algemene pastorale opdracht in een parochie of instituut geven. Dit leidt bijna onontkoombaar tot grensoverschrijdingen. Bisschoppen die dit nog niet gemerkt hebben, moeten tot de vreemdelingen in Jeruzalem gerekend worden. Waarom dan nog steeds die struisvogelpolitiek? Men gaat door met benoemen; men grijpt nergens in en men looft in het algemeen de beroepsgroep ondanks het feit deze zich veelal niet houdt aan de richtlijnen van de bisschoppen?

Het is beter leken duidelijk alleen maar voor pastorale deeltaken te benoemen. Catechese is daarbij een geschikt veld.

Als men ze pastoraal ongeveer hetzelfde laat doen als de priester bindt men de kat te zeer op het spek waarbij de kat de pastoraal werkende en het spek het blijkbaar zo begeerlijke voorgaan in vieringen en het bedienen van sacramenten is.