New age draagt sinds 11 september 2001 een ander jasje, en verleidt nog steeds ‘verlichte’ mensen tot een geloof in ongerijmde mythen.
Stefan van Wersch
New age, bestaat dat nog? Was dat niet een modeverschijnsel van de jaren zeventig en tachtig dat daarna een zachte dood gestorven is? Een kennis vroeg me dat recentelijk toen ik de term liet vallen. En ja, die typische new age-achtige ideeën springen nu minder in het oog. De verwachting van een Aquariustijdperk dat wereldwijde harmonie zou gaan brengen, is op 11 september 2001 een nogal wrede dood gestorven. Je zou kunnen zeggen dat new age daarmee de zoveelste beweging werd die bedrogen uitkwam met de eigen eschatologische verwachting. Maar de les van dit soort bewegingen is over het algemeen dat ze hun mislukte voorspellingen overleven. New age is min of meer passé, maar de echte kern ervan, het eeuwenoude gnosticisme, trekt gewoon een net wat ander jasje aan.
Het beste bewijs daarvoor in de laatste jaren is het ongekende succes van een
boek dat zich laat omschrijven als een aaneenrijging van gnostische onzin: Dan
Browns The Da Vinci Code. Deze Da Vinci Code heeft ervoor gezorgd
dat de gnostische mythe over het ontstaan van het christendom een onderdeel van
onze moderne cultuur is geworden. Je kunt nu, zoals mij overkwam, in een bar
door een onbekende ongevraagd uitgelegd krijgen hoe het oorspronkelijke
christendom de boodschap was van “de androgyne god in jezelf”. En hoe
fundamentalistische, machtsbeluste katholieke bisschoppen dat christendom om
zeep hebben geholpen door alle gnostische teksten te vernietigen.
Het is dan ook passend dat Martie Dieperinks laatste boek over de gnostiek Op zoek naar het oorspronkelijke christendom de ondertitel Feit en fictie in de Da Vinci Code en de moderne gnostiek heeft.
Eigenlijk doet Dieperink niets bijzonders. Ze zet gewoon een aantal redelijk evidente zaken op een rij. Dat het nieuwtestamentische en katholieke christendom het oorspronkelijke christendom was. Dat de gnostiek een heftige reactie op dit oorspronkelijke christendom was, met zijn wortels in de laatapostolische tijd maar vooral toch in de tweede en derde eeuw. Ze laat ook zien hoe onzinnig de voorstelling van neognostici is dat in de oude Kerk gnostici, ‘protokatholieken’ en andere christenen harmonieus naast elkaar leefden totdat de katholieke fanaten alle anderen tot ketters verklaarden. Nogmaals: op zich allemaal niets bijzonders, maar in onze tijden, waarin de gnostiek in alle poriën van de cultuur is doorgedrongen, moet je lef hebben om het hardop te zeggen. Want wie zoiets beweert, is waarschijnlijk net zo’n fundamentalist als de katholieke bisschoppen van de eerste eeuwen.
Onvoorstelbare
onzin
Maar Dieperink heeft gewoon de bronnen goed gelezen. Gilles Quispel, de vorig
jaar overleden Utrechtse neognostische hoogleraar, placht dat veel minder goed
te doen. Het was Quispel die graag het verhaal verspreidde dat de gnosticus
Valentinus in 140 bijna bisschop van Rome – paus dus – was geworden. Het klinkt
als het beste bewijs dat het christendom zelfs een heel stuk in de tweede eeuw
nog een harmonieuze lappendeken was van gnostici en katholieken. Dieperink laat
echter zien dat er helemaal geen bewijs is dat Valentinus, toen hij kandidaat
was voor het pausschap, al gnosticus was. Tertullianus vertelt een paar
decennia later een ander verhaal: dat Valentinus eerst gewoon katholiek was,
maar uit frustratie over zijn mislukte kandidatuur gnosticus werd en de Kerk
ging bestrijden.
Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat hele cohorten geleerden het gnostische melodietje meeneuriën, zoals bijvoorbeeld Quispels leerling Hans van Oort, die betrokken was bij de publicatie vorig jaar van het gnostische Evangelie van Judas.
Neem nu eens een doodsimpel gegeven. Het nieuwtestamentische christendom gelooft in de God van het Oude Testament: er is volledige continuïteit. De God, die Jezus Vader noemt, was de God van Israël. Voor de gnostici was de God van Israël echter de baarlijke duivel zelve. Hoe moet je je nu voorstellen dat die twee opvattingen honderd jaar harmonieus naast elkaar bestonden als legitieme alternatieven van wat Jezus in gang had gezet? Het is alsof iemand zou beweren dat Karl Marx zowel de geestelijke vader is van het communisme als van het kapitalisme, en dat communisten en kapitalisten aanvankelijk beste vriendjes waren. Onvoorstelbaar toch. Toch is het dit soort onzin dat niet alleen neognostici maar ook geleerden tegenwoordig verkondigen.
Of neem het Evangelie van Judas. Volgens Van Oort geeft het ons een
beter beeld van Judas. Nu is er weinig twijfel dat dit gnostische evangelie uit
de tweede eeuw stamt. Laat het van rond 160 zijn. Geloven dat het ons
interessante informatie verschaft over de echte Judas, is zoiets als geloven dat
een boek uit het jaar 1950 dat geen enkele bron hanteert ons een beter beeld
van Napoleon zou kunnen geven dan getuigenissen van tijdgenoten. Wat het Evangelie
van Judas doet, is wat de gnostiek per definitie doet: het jodendom en het
christendom op hun kop zetten. De God van het Oude Testament wordt de duivel,
Judas wordt de good guy et cetera.
Wat onze geleerden ook niet willen bevatten, is dat de gnostiek een door en door mythische religie is en helemaal geen historiciteit nastreeft. Een tweede- of derde-eeuwse gnosticus vond het helemaal geen punt een evangelie uit zijn duim te zuigen: de mythe is per definitie waar, de historiciteit doet er niet toe. Wie in gnostische evangeliën naar de historische Jezus zoekt, laat vooral zien dat hij weinig van gnosis heeft begrepen.
Al is de gnostiek dan ook een groot moeras, toch is het in onze tijd eigenlijk
de enige vorm van religiositeit die geduld wordt. Elke vorm van theïstische
religie – het geloof in een God die Schepper is – is verdacht.
De oude gnostici zagen die God als de duivel, de moderne pendant daarvan is Richard Dawkins’ reductie van de Schepper-God tot een delusion, een waanidee. Maar geloven in magie, tao, boeddhisme, antroposofie en ‘iets’, dát mag.
Het gekste staaltje hiervan is de recente onthulling dat onze eigen eurocommissaris Neelie Kroes min of meer verslaafd is aan astrologie. Dit is dezelfde Kroes die Hirsi Ali de VVD binnenhaalde om de moslims met de Verlichting te bestrijden. Een schijnbaar ongewoon maar eigenlijk toch niet verwonderlijk huwelijk van verlichting en gnostiek. Want al lijken ze zo verschillend, ze vinden elkaar al sinds de achttiende eeuw op het punt van totale eigenmachtigheid van de mens. De grote Verlichters waren toen al graag tegelijk gnostische vrijmetselaars en illuminaten.
We mogen Dieperink dankbaar zijn dat ze orde op zaken heeft gesteld in de
gnostische wirwar. Haar boek is nog om een andere reden interessant. Het is
geschreven door een protestant, maar het doet vaak katholiek aan. Dieperink
laat zien dat gelovige katholieken en protestanten steeds dichter bij elkaar
komen.
Dat zij via de studie van de gnostiek tot haar oecumenische gezindheid is gekomen, is eigenlijk niet verwonderlijk. Protestanten die de gnostiek van de eerste eeuwen bestuderen, ontdekken hoe katholieke bisschoppen met behulp van het Nieuwe Testament de gnostische aanval op de jonge Kerk hebben afgeweerd. De klassieke protestantse geschiedschrijving van de eerste eeuwen was eigenlijk een soort variatie op de gnostische benadering: beiden geloven dat de oudste kerkgeschiedenis het verhaal was van katholieke corrumpering van het oorspronkelijke christendom. De bronnen tonen echter een ander verhaal. De laatste hoofdstukken van haar boek laten zien hoe die bronnen niet alleen katholieken en protestanten maar ook protestanten onderling dichter bij elkaar kunnen brengen.
(Oorspronkelijk verschenen in Katholiek Nieuwsblad, 13
april 2007)