Leeuwarden den 10 February. Melden wy in onze Courant van gepasseerde Dingsdag No.16, hoe Broederlijk het Provintiaal Bestuur en Hof van Justitie deezer Landschappe, de handen in één hebben geslagen, om het hier in deeze Provincie ontgonnen ORANJE-OPROER te keer te gaan, dat dank zij het Opperweezen door deszelfs genomene maatregels, en betoonde yver van Vrieslands gewapende Burgermagt gestuit is; zo zouden wy ons aan pligt-verzuim schuldig maaken, indien wy niet aan Vrieslands weldenkende Ingezeetenen, de betoonde hulp en bystand van Leeuwardens MUNICIPALITEIT, in deeze omstandigheeden betoond, kenbaar maakte, hebbende dit STADS-BESTUUR zich geduurende al dien tyd, NAGT en DAG beyvert, om die Manschappen, die ter beteugeling van dat ORANJE-GEBROEDSEL van hier zyn uitgetrokken, van het nodige te voorzien. Ook zyn wy van verscheidene Plaatzen bericht, dat de respective NEDERGERECHTEN, het hunne hier in ook toegebragt hebben.
(In handschrift): Van de gevangene
Aan den bekenden en op 't Blokhuis gedetineerde JAN HOEKSTRA, Ex-Commies te Dockum, was, provisioneel door 't Hof van Justitie, uit hoofde zyner lighaams gesteldheid, vergund geworden, om, onder een Borgtogt van f 20,000 en het opzigt van den Deurwaarder of andere Hofbedienden, door de Stad te mogen wandelen; dan, zo dra het Kollumsche oproer alhier bekend werd, is daadlyk, door den Raad van Justitie, de voorengemelde JAN HOEKSTRA by rezolutie verweezen, om voortaan, even gelyk alle andere Crimineele Gevangenen zyn residentie op het Blokhuis te neemen en te houden.
Het Geesselen der Oranje schreeuwers schynt thans aan de Order van den Dag te weezen. Op gisteren, (den 9 February) verscheen ten Straf-toneele een Oranje klant van Sneek, welke zich niet ontzien heeft, (dronken zynde) om langs de Straaten dier Stad, frisch weg Oranje boven! te roepen. Eenige Adsistenten hebben hem op heeter daad betrapt en gegreepen, en de Stadhouderlijke vriend heeft plegtig, voor Vader VAN GORKUM, zyn les opgezegd, en kreeg vervolgens de eer der Zitting in het Tugthuis.
Heden, (den 10 February,) was de beurt aan een anderen voostander van het doorlugtige Huis van Oranje: deeze hoorde te huis te Ureterp, en had, staande op het beurtschip, dat van de Dragten naar Sneek vaart, zekerlyk ter goede trouw,maar echter tegen welmenende en herhaalde waarschuwingen aan, Oranje Boven! ,en, denklyk vreezende dat men hem niet verstond, by herhaaling uitgeschreeuwd: Toch Oranje Boven, za !
Wat 'er morgen, (Saturdag den 11 February,) gebeuren zal weet men niet; misschien is dit de GEESSELDAG DER DIEVEN, die men wel afzonderlyk een beurt mag geeven, vermits deezen nog veel te goed zyn, om met de Oranje-oproermaakers gelyk gesteld te worden. Immers maakt een Dief, op zyn hoogst één Huisgezin ongelukkig; maar de muitende Oranje-klant bedoelt niets minder dan het geheele Vaderland om te keeren en te verwoesten. ORANJE ONDER !
(In handschrift): Van de gevangene
Om de GELYKHEID zo veel mogelyk onder de Perzoonen die eergisteren gisteren en heden, weder in goede verzekering genomen zyn, te observeeren, deelen wy derzelven Naamen aan 't publiek zo als zy van tyd tot tyd op 't Blokhuis gebragt zyn, mede de dartien Oproermaakers van Collum, (zie onze Courant van Donderdag) zyn: Louw Johannes, Corporaal; Jan Jans, Oeds Gieles, Aede Wopkes, Idzerd Tjebbes, Gerke Hendriks, Jan Lubberts, Jemke Reinderts, Gerrit Sjoukes, Broer Klases, Pieter Hendriks, Klaas Jans en Jacob Piers. Jocob Hannes, Roel Reinderts, Jetze Johannes en Tjeerd Reinderts, Klokkeluiders uit de Dragten. FREDRIK FAST, geweezen Adjudant onder de Friesche Guardes; ECO de WENT, ex Burgemeester van Sneek. HENDRIK LIEUWES van Ackerwoude, deeze heeft zo men zegt Dockum opgeëischt, Gerlof Eiberts van Oostrum; Rienk Tobias van Ackerwoude; Ruurd Lybes van Collum; Wytze Jelles en Jan Johannes, beide van Aengwierum; Elle Elles van Lutkewoude; Steven Sjoerds van de Kooten; Nicolaas Hutsman, Eeuwe Ennes en Fokke Jans, alle drie van Boerum; Gerben Durks van Twyzel; Jacob Gerrits van Nieuwezyl; Pieter Sjoerds van Beetsterzwaag; Tjeerd Meeter van Leeuwarden; Douwe Jurjens, Sjoerd Jacobs, Alle Sjoerds, Vader en Zoon, Rudolf Ritsman, alle vier van Collum; Albert Hendriks van Boerum; Tjeerd Lammerts, Einte Johannes Pyl, Ouwe Johannes, alle drie van Zuiderhuisterveen; L.E. van SCHELTINGA, ex Commis van Augustinusga; Pieter Lolkes van Aengwierum; Wolter Sipkes en Jan Aukes, beide van Suameer; Johannes Jans van Tietjerk. De GRAAF van STIERUM, geweezen Commandant van de Friesche Guardes. Johannes Wessels, Meint Guits, Pieter Pieters, Jan Tjerks, Bote Sybes, Johannes Daniels, Melle Oedses van Oostermeer. Lammert Lammerts van Bergum. Jan Jelkers van Kooten. Willem Oebeles van Eestrum, MARTINUS van SCHELTINGA, ex Grietman van Collumerland, Jan Andries, Byzitter van Collum. L. Crooy van Sneek. Eibert Valks, Brant Oibbes, Marten Joukes, alle drie van Driesum. Johannes Eelkes, Anne Hiddes, beide van Akkerwoude. Rinke Willems, Pybe Minses en Meindert Willems, alle drie van Wouterswoude. Durk Hylkes, Petrus Jacobus, beide van Rinsumageest. Cornelis de Bry en Rintje Poort, beide van Damwoude. Jetze de Vries van Dockum. Eeltje Reinderts, Gerrit Durks, Reinder Lieuwes, ALEXANDER van GIFFEN, Predikant, alle vier van Birdaard. Pieter Coopmans van Bolsward. E.S.G.J. van BURMANIA RENGERS van Ysbrechtum. Pier Douwes van Cootstertille, G. van Graffenburg, Jan Harmens, Rykle Minses, Monte Alberts, alle vier van Nes. Jan Tjeerds, Jacob Lieuwes, Jan Eelkes, alle drie van Wierum. VAN LYNDEN, oud Grietman van Opsterland. HECTOR LIVIUS van Haersma, oud Grietman van Smallingerland. WILLEM HENDRIK van HAIMBROIK, ex Burgemeester, enz van Leeuwarden. M.R. van der Vegt, van Beetsterzwaag. (Het Vervolg in onze Dingsdagsche aanstaande.)
(In handschrift): Van oproer
EXTRACT van een BRIEF, geschreeven te DOCKUM, door een JONGELING, ter stuiting van het ORANJE-OPROER, gewapend uitgetrokken,.
Gy hebt zeekerlyk veele geruchten gehoord van den Oranje-opstand te Collum; de Swaag; geheel Oostdongeradeel en Dantumadeel. In haast zal ik U schryven, wat ik van die historie weet. Onder de gewapende Burgers, die, te Collum voor de verschriklyke overmagt der Muitelingen, hebben moeten wyken, bevond ik my ook, beneffens myn Vriend P** In weerwil van onze voorzigtigheid en vlugheid, om de handen deezer Stadhouderlyke Moordenaars te ontsnappen, mislukten het ons: zy naamen ons in requisitie, gaven ons elk een Knuppel, en gelasteden ons, met zwaare vloeken, hen te volgen. Onze voorgangers waren zeer sterk in getal, en gewapend met Stokken, Hooyvorken, Jagtgeweeren, Degens, en voorts alles, wat maar eenigzins naar Geweer geleek.
De eerste aanval die de ORANJE-MOORD-BENDE deed, (die gy wel begrypen kunt, met wat hart wy ze volgden,) was op het Slot van BRAAK, dat voor een groot gedeelte geplunderd werd.
Van daar begaven de lievelingen van WILLEM zig naar het Collumer-Verlaat: hoedanig zy aldaar in 't Huis van den braave KEUNING hebben omgesprongen, en in welk doodsgevaar die eerlyke Republikein, beneffens zyn gansche Huisgezin zig bevonden heeft, is u bekend. [ Zie onze Courant van gepasseerde Donderdag No. 17.]
Alhier werd door dit ORANJE-GALGEN-GESPUIS een zoort van Krygsraad gehouden, ten einde te overleggen, wat hen nu verder te doen stond. Men moest iets grootsch onderneemen; want de woeste hoop wist zeer wel, dat het hun taak was, om vry wat meer te doen, dan hier en daar een Huis te plunderen, of een Patriot te vermoorden; het besluit derhalven was, om zig van de Stad Dockum meester te maaken; misschien als een geleegen plaats, om met de verraderlykste Engelschen te Correspondeeren, en van het waarlyk Republikeinsche Friesland een andere Vendée te maaken; want dit WIL Pitt, en Willem BID 'er alle morgen en avonden om.
Daadlyk marcheerde wy naar Dockum. De Muitelingen waren, naar gissing, wel twee duizend manschappen sterk. Onder dit marcheeren kregen wy duizenden vloeken en scheldwoorden naar 't hoofd, en wy dankten God, dat het hier nog maar by bleef.
Wy hadden den ganschen dag genoegzaam geen Eeten of Drinken gehad; gy bezeft dus hoe bezwaarlyk ons deeze mars, van ten minsten vier uuren verre, vallen moest.
Voor de Wallen van Dockum komende, begonnen eenigen der Oranje-helden te schieten, ongetwyfeld, om de Patriotten van Dockum bang te maaken, waar voor ik echter geen vrees in het minst had! Ook riep dit Oranje-Canalje aan de Dockumsche Wagt, dat zy hen maar binnen moesten laaten ! dat de Prinse-luiden, die in de Stad waren, zig van de Stad maar meester moesten maken, enz., 't welk alles beslooten werd met het helsch geschreeuw van Vivat de Prins! Oranje Boven!, enz
Dan! In Dockum zweeg en sidderde alles wat voor zyn GEVLOEKTE HOOGHEID was. Het bescheid dat zy kreegen waren eenige Kanon- en Musketschooten, waardoor er eenige van de bende naar de Eeuwigheid gezonden, en anderen zwaar en ligt gekwetst werden.
Straks gingen de Oranje-dieven door Slooten en Greppen, over Heggen en Struiken, op de vlugt. Ik bleef op den grond leggen; zag myn kans schoon, en maakte, zo dra ik kon, na my eenigen tyd in een Paardenstal verschoolen te hebben, regtsomkeert U, naar Dockum, waar ik, te midden-nagt, behouden binnen kwam, en wel ontvangen ben, enz.
Ik ben, enz.
GELYKHEID, VRYHEID, BROEDERSCHAP
De vereenigde Commissien van Gedeputeerden en tot de Binnenlandsche Correspondentie uit het Provinciaal Bestuur van Friesland. Aan den Lieutenant Generaal DUMONCEAU, Commandeerende de linker Divisie der Bataafsche Troupes in Ligne.
BURGER GENERAAL !
Wy hebben met zeer veel genoegen uit het rapport van den Burger P. van Sloten, Commandeerende de Detachementen tegens de Oranje-rebellen in de districten van Collumerland, Dantumadeel, en Oost- en Westdongeradeel, etc.