ZOEKTOCHT DOOR ARCHIEVEN (Sneuper no.31, januari 1995)
R. Tolsma
Nadat in de eerste drie afleveringen van deze serie vooral de bronnen aangegeven zijn
waaruit men rechtstreekse genealogische gegevens kan putten, werd in aflevering vier
gestart met het "aankleden" of "kleuren" van de gevonden personen. Als
eerste mogelijkheid daartoe werden de eigendommen behandeld en dan met name de onroerende
goederen, vooral te vinden in het kadaster. Daarbij dienen nog twee opmerkingen gemaakt te
worden.
1. Vindplaatsen van kadastrale archieven. Op het Streekarchivariaat te Dokkum is van de
gemeenten Oost- en Westdongeradeel en Dokkum aanwezig: de O.A.T. van 1832, legger 71,
namenklappers en vrijwel alle perceelsgewijze leggers tot aan plm 1985 toe. Op het
Rijksarchief zijn van alle gemeenten in Friesland aanwezig (Toegang 38): de O.A.T. van
1832 en de leggers van 1873 en 1897, opgemaakt i.v.m. herziening grondbelasting. Daar kunt
u ook op de vensterponskaarten de toestand van 1832, 1887 en sommige latere jaren
bestuderen. Voor de archieven van andere gemeenten kunt u terecht op de gemeentehuizen,
terwijl van heel Friesland gegevens te vinden zijn op het Kadasterkantoor zelf, waar u
echter vaak tegen betaling geholpen wordt. Voor oudere archieven is vaak ontheffing te
verkrijgen. In dit verband moeten ook nog genoemd worden de door de Fryske Akademy
uitgegeven Kadastrale en Prekadastrale Atlassen van de verschillende gemeenten. De eerste
acht delen zijn verschenen, aan de rest wordt hard gewerkt.
2. Om te weten te komen òf de gezochte persoon wel in het kadaster als eigenaar voorkomt
kunt u terecht in de in aflevering 3 genoemde bronnen: memories van successie en het
notarieel archief. Daarnaast is het ook de moeite waard om eens in het archief van de
schoonheidscommissie (1925-1987) te duiken (toegang 53). Er bestaat een index (nadere
toegang 53.1) waarin per gemeente en per dorp en zelfs per straat een opsomming is gegeven
van panden waarvoor advies is gevraagd aan de schoonheidscommissie. Probleem daarbij is
het ont-breken van straatnamen in veel dorpen tot ver na de oorlog. Bouwvergunningen kunt
u ook nakijken in het archief van de verschillende gemeenten.
Het onderwerp van deze aflevering is de aansluiting van de kadastrale bronnen aan
vroegere stukken. Immers, het kadaster trad in werking in 1832 (met een aanloop van een
tiental jaren), maar hoe was de situatie daarvoor, wie was toen de eigenaar van dit pand,
of, als u de naam van een bepaalde persoon weet: waar woonde hij toen? Daartoe staan ons
de hierna te noemen bronnen ter beschikking.
a. De Floreenkohieren. U boft als de gezochte persoon boer was op een stemdragende
boerderij voorkomende in de floreenkohieren. De in de floreenkohieren opgetekende
grondbelasting stamt al uit 1511 toen zij door de Hertog van Saksen werd ingevoerd. Na
1700 werden de floreenkohieren om de tien jaar vernieuwd, te beginnen in 1708. De grote
waarde van deze floreenkohieren ligt in het feit dat de nummers steeds dezelfde bleven,
hoe verdeeld de oorspronkelijk bij een bepaalde boerderij behorende landerijen intussen
ook waren: administratief bleven ze steeds tot hetzelfde nummer behoren. Nog groter wordt
deze waarde door de in de laatste floreenkohieren (1850 of 1858) genoteerde kadastrale
nummers. Door de bij zo'n boerderij horende kadastrale nummers in te tekenen op een
kaartje kunt u de oorspronkelijke situatie van 1700 en soms zelfs van 1640 en 1511
reconstrueren. Had de boerderij een naam dan zijn de kaarten van Schotanus (1718) en
Eekhoff (plm.1855) ook van grote waarde. Door middel van het floreenkohier kunt u dus een
hele rij namen van eigenaren en bewoners van stemdragende boerderijen opzoeken of kunt u
bepalen op welke boerderij de gezochte persoon woonde en welke landerijen van oorsprong
bij deze boerderij behoorden. (RAF. Toegang 5, op het Streekarchivariaat zijn de
floreen-kohieren van Oost- en Westdongeradeel aanwezig)
b. Stemkohieren. Veelal is het ook mogelijk om terug te gaan tot 1640 of zelfs tot
1511. Daartoe zijn de stemcohieren nodig, bevattende alle stemdragende boerderijen. Zijn
de floreenkohieren aangelegd vanwege de te vorderen grondbelasting, de stemkohieren werden
aangelegd om de eigenaren van de stemdragende boerderijen vast te leggen, vast te stellen
wie stemrecht hadden in kerkelijke, dorps- en grietenijzaken. Omdat in de loop der jaren
een en ander wat was verwaterd, werd in 1640 het stemregister weer opnieuw vastgesteld en
in 1700 zelfs in druk uitgegeven (samen met het register van het jaar 1698). Ook het
register van 1728 is in druk uitgegeven (aanwezig op RAF). Andere registers zijn vaak bij
het betreffende floreenkohier in een band terug te vinden. Helaas is niet altijd
mogelijk om rechtstreeks de nummers van het floreenkohier over te brengen naar het
stemkohier. In Oostdongeradeel kan dat wel; stemkohier nummer 1 van Aalzum is
floreenkohier nummer 1 van Aalzum. In Westdongeradeel is dat niet het geval en zult u door
vergelijking van het stem-kohier van 1698 met het floreenkohier van 1700 moeten uitmaken
welk floreennummer bij welk stemnummer hoort (u zult daarbij moeten letten op: namen,
eigenaren, bewoners, grootte enz.). Door deze aanpak te volgen bent u gevorderd tot 1640.
De sprong naar 1511 is heel groot en alleen te maken als de betreffende boerderij terug te
vinden is in het Register van Aanbreng van 1511: het eerste floreenkohier. Heeft uw
boerderij een naam, bleef de grootte gelijk, bleef het aantal florenen gelijk, behoorde
het tot een klooster of de kerk of kunt u door het hele betreffende dorp in kaart te
brengen uw boerderij terugvinden in 1511 dan mag u van geluk spreken. Dat het heus wel
mogelijk is bewijst o.a. het boek "Pleatsen yn Eastdongeradiel", waarin van vele
boerderijen de geschiedenis is teruggevonden tot 1511 of soms zelfs nog verder als de
boerderij of de eigenaar/bewoner in oude oorkondenboeken voorkwam.
c. Hypotheekbewaarder. Zoals hierboven al vastgesteld, is het niet gemakkelijk om
de sprong te maken van het kadaster naar vroegere stukken. Immers het kadaster begon in
1832 en de oudere stukken betreffende eigendommen van onroerende goederen houden op in
1805 of 1811. Het tijdperk daartussen is moeilijk te overbruggen. Bleef de eigenaar of de
bewoner de hele tijd in hetzelfde pand wonen dan is de oversteek te maken maar daar kunt u
bijna nooit zeker van zijn. Een mogelijkheid bieden de archieven van de
Hypotheekbewaarder. Vooral de archieven uit de periode 1811-1838 zijn zeer belangrijk voor
ons onderzoek. Stel u weet de eigenaar van een pand in 1832. U wilt weten wanneer hij het
eigendom heeft verkregen en van wie. Heeft u de eerdere eigenaar gevonden dan kunt u de
vol-gende stap maken: van wie verkreeg hij het pand weer. Net zolang tot u in de tijd voor
1811 bent terechtgekomen en u terecht kunt in de hierna te bespreken bronnen. Een
voorbeeld mag een en ander verduidelijken.
1. In mijn onderzoek naar de herbergen in Oosternijkerk stuitte ik in de O.A.T. van 1832
op Harmen Freerks Bonia, herbergier te Nijkerk. Ik wist daardoor waar deze persoon in ons
dorp een herberg had gedreven (Bevolkingsregister 1829).
2. Een advertentie in de Leeuwarder Courant uit 1827 bracht mij naar de vorige eigenaar:
Antje Hylkes, weduwe W.S. Tuinder. Dat was alles.
3. Op het RAF was mijn eerste stap naar Toegang 35, archief van de Hypotheekbewaarder.
Volgens het overzicht op bldz. 62 valt Oosternijkerk onder het ressort van Leeuwarden.
4. De eerste stap is nu de Alfabetische Indices (nummer 805 of 806). Alle personen die in-
of overschrijvingen hebben gedaan staan hier op de eerste twee letters van hun naam
geïndiceerd. Wieberen Sijtzes Tuinder had het repertorium-nummer 31 en vaknummer 110.
5. De volgende stap is het repertoriumnummer op te zoeken bij de inschrijvingen (elk
nummer is een jaar of een gedeelte daarvan). Daarvoor had ik nodig inventarisnummer 733.
6. In dit boek stond Tuinder vermeld in vak nummer 110, waarin al de overschrijvingen (bij
de verkoop van onroerende goederen) en inschrijvingen (van hypotheken) vermeld staan. Het
bleken er vier te zijn, allemaal inschrijvingen. De genoemde deel- en aktenummers, bijv.
33 nummer 59 verwezen naar de boeken waarin de akten integraal opgeschreven staan,
7. in dit geval inventarisnummer 1155. Bij akte nummer 59 staat dat Yttje Reinders de
Boer, huisvrouw van Kornelis Reinders Hoekstra op 28-12-1816 het bedoelde huis heeft
verkocht aan W.S. Tuinder voor f 1850,-. Het huisnummer is 41, de ligging wordt genoemd en
de notaris die de akte gepasseeerd heeft: Posthuma.
8. Dat brengt mij naar Toegang 26, de notariële archieven, en het notariskantoor 27:
Gerhardus Wiebes Posthuma.
9. Inventarisnummer 27035 levert mij de authentieke akte van de verkoop, welke gemakkelijk
te kopiëren is (de hierboven genoemde nummers 1155 enz. niet vanwege hun A3 formaat). U
ziet het, gemakkelijk is het niet, maar als u dit eenmaal heeft geprobeerd, misschien aan
de hand van bovengenoemd voorbeeld, is het best te doen en komt u zo voldoende verder in
de tijd terug om de stap te kunnen maken naar de nodige bronnen uit de Nedergerechten,
welke nu besproken worden.
d. Reëelkohieren. De reële goedschatting zoals deze belasting op onroerende
goederen officieel heet, werd ingevoerd in 1711 om gelden bijeen te krijgen voor de
Spaansche Successie-oorlog. Wel werd de belasting in 1712 weer afgeschaft maar blijkbaar
had deze manier van geldverkrijgen de overheid goed voldaan en daarom werd in 1714 deze
belasting opnieuw ingevoerd. Tot 1805 is deze belasting daarna blijven bestaan. De
reëelkohieren zijn goed te vergelijken met de floreenkohieren. Er zijn een aantal
verschillen. In de eerste plaats werden de reëelkohieren elk jaar opnieuw vastgesteld,
waardoor een betere bepaling van eigenaren/bewoners van een bepaald pand mogelijk is.
Daarnaast bevatten deze kohieren veel meer panden: alle panden en landerijen uit de
floreenkohieren, aangevuld met alle huizen/landerijen die wel in een bepaald dorp stonden
of lagen maar die niet floreenplichtig waren. Verder werden nieuwe huizen ook in het
reëelkohier opgenomen, afgebroken huizen of samengevoegde huizen verdwenen weer enz. Een
betere bepaling van de geschiedenis van een bepaald pand is daardoor mogelijk. Termen als
"gebout op een koud steed", "nieu gebout", "gedemolieerd",
"dese huisinge is gering en de eigenaer seer arm", "'t Karshoff waarop door
Ate Geerts een huis is gebout, eeuwige huur aan Auke Jacobs" kunnen u veel informatie
verschaffen. Een probleem is dat de plaats van het pand nergens staat aangegeven en er
geen direct verband is met latere gegevens. U zult dus moeten werken volgens de onder c
(hypotheekbewaarder) genoemde methode om de juiste plaats van de in het reëelkohier
genoemde huizen te bepalen. Reëelkohieren vindt u op het Streekarchivariaat (van Oost- en
Westdongeradeel), op de gemeentehuizen en op het RAF (Toegang 5 en Toegang 8 (1795-1805).
e. Speciekohieren. Deze kohieren zijn in aflevering 3 reeds besproken en hier wordt
alleen nog gesteld dat, naast het vaststellen van de mate van gegoedheid (hoofdgeld
betalen betekende een vermogen van meer dan f 600) en of iemand boer was of niet, het
speciekohier ook nog gebruikt kan worden om bewoners van een bepaald pand vast te stellen.
Daarnaast werden deze speciekohieren vaak aangelegd volgens een bepaald systeem waarbij op
het ene eind van het dorp werd begonnen en langs bepaalde straten het hele dorp werd
afgewerkt, wat niet het geval was bij de reëelkohieren. U hebt dus meer inzicht in de
plaatsbepaling (al blijft het moeilijk omdat soms de nummers van weggevallen huizen werden
ingenomen door heel ergens anders staande huizen). Speciekohieren vindt u op het RAF van
1795-1805 en in fiches vanaf 1748-1805 (Toegang 8).
f. Proclamatieboeken. Een oude gewoonte bij de verkoop van onroerende goederen in
vroeger tijd kan ons vandaag de dag ten dienste zijn om iets over deze goederen en over de
eigenaren te vertellen. Het was namelijk tot 1811 (invoering Franse Wetgeving) niet
toegestaan om zonder openbare aankon- diging onroerende goederen te verkopen. Bij een
voorgenomen verkoop had de familie het recht om de goederen tegen dezelfde prijs als de
provisionele koper had geboden (heel vroeger zelfs tegen 3/4 van de prijs!) over te nemen.
Maakte de familie niet van dit recht gebruik dan had de naastligger dit recht: het
niaarrecht genoemd. Daartoe was nodig dat de voorgenomen verkoop in het openbaar werd
aangekondigd: voor het grietenijgerecht en in de dorpen in of bij de kerk. Dat gebeurde
drie keer (het werd drie keer "geproclameerd") en was er niemand die de koop
overnam dan was de provisionele koper de nieuwe eigenaar geworden. Maakte iemand gebruik
van het niaarrecht dan betaalde hij de overeengekomen som en werd daarmee de nieuwe
eigenaar na bekomen consent van de griet-man. Eerst dan werd de koop rechtsgeldig. Deze
proclamaties zijn terug te vinden in de in het archief van elk neder-gerecht bewaarde
proclamatieboeken (Toegang 13 deel 2). Zo'n proclamatie bevat de naam van de koper, de
frase BBC (begeert boden en consent = toestemming), wat er verkocht wordt, waar dat ligt
met de nasstliggers, de verkoper, de prijs en voor-waarden van betaling en de datum. In de
kantlijn staat vermeld of er niaar is aangevraagd en wat de afloop daarvan was. Achterin
de boeken is meestal een index opgenomen, welke in kopie te vinden zijn in Nadere Toegang
13.55-13.70. In de Sneuper hebben meerdere artikelen gestaan waarbij gebruik is gemaakt
van deze proclamatieboeken. Ondergetekende heeft vanaf Sneuper 12 regelmatig indices
gepubliceerd onder de naam "Toponiemen en boerderijen uit de proclamatieboeken".
De FAF is bezig om uitvoerige klappers te maken op deze boeken, van enkele gemeenten zijn
deze al klaar.
g. Hypotheekboeken. De voorgangers van de onder c genoemde Hypotheekbewaarder.
Omdat onroerende goederen vaak als onder-pand voor leningen worden opgegeven zijn in de
daarvan bijge-houden hypotheekboeken vele gegevens rond deze goederen te halen. Daarnaast
kunnen er ook huurcontracten en afschriften van koopakten worden gevonden. (Toegang 13
deel 2). Ook hiervan zijn eigentijdse indices te vinden in Nadere Toegang 13.
h. Weesboeken. In aflevering 3 reeds behandeld maar hier zij gewezen op het kopje
"brieven en instrumenten" waarbij in sommige inventarissen de korte inhoud van
dergelijke koopakten, huurcontracten enz. vermeld worden. Ditzelfde geldt voor het belang
van collateraalboeken (Toegang 13, deel 2) en wat er verteld is over testamenten.
i. Decretale verkopingen. Wanneer iemand niet in staat was om zelf de verkoop
van zijn goederen te behartigen, te denken valt aan minderjarige kinderen, slaven, maar
ook kerkelijke instanties dan kwam het Hof van Friesland in aktie. Via een decreet werd
dan een en ander plechtig geregeld, waarna de verkoop werd bijgehouden in speciaal
daarvoor aangelegde re-gisters (1539-1811). In het Genealogysk Jierboekje zijn daarvan
sinds 1978 indices op plaatsnaam gepubliceerd.
j. Rentmeesterrekeningen. In de tijd van Karel V en Philips II moest een
rentmeester verantwoording afleggen van de administratie van het domein Friesland. Deze
rekeningen bevatten ook de namen van vele kopers en verkopers van onroerende goederen.
R.S. Roorda publiceerde daarover: "Nammen fan keapers en ferkeapers út de
rintmasterrekkens fan 1518-1575".
k. Beneficiaalboeken. Behoorde het gezochte onroerende goed in vroeger tijd aan de
kerk dan is daarvan mogelijk nog een spoor terug te vinden in het in 1543 opgestelde
Beneficiaal-boek. Daarin zijn opgetekend de grootte, de eigenaars, de gebruikers en de
naastliggers van kerkelijke goederen. Ook de betalers van renten worden genoemd. Het
Beneficiaalboek is in 1850 in druk uitgegeven.
l. Kloosterrekeningen. Als laatste mogelijkheid om een onroerend goed uit vroeger
tijd weer boven water te krijgen en inzicht te verkrijgen in eigenaars en gebruikers
worden hier genoemd de kloosterarchieven. Nadat in 1580 het einde voor de kloosters daar
was, namen de Friese Staten het beheer over de kloostergoederen over. Er werd een
inventarisatie gemaakt (trouwens van alle geestelijke goederen, o.a. uitgegeven in:
"Registers van de Geestelijke Opkomsten in Oostergo") en een administrateur
aangewezen. Daaraan danken wij nu nog enkele aanwezige registers. Kort geleden werd het
register van 1606/1607 uitgegeven in "Administratieve en fiskale boarnen oangeande
Fryslân yn de Ier-Moderne Tiid", maar ook in de kloosterarchieven zelf is nog een en
ander aanwezig. Zo bezit ik van de vroegere Dongeradeelster kloosters de volgende
registers: Sion (1560-1580), Abdij Dokkum (1570), Klaarkamp (1576), Weert (1580),
opzegging kloostermeijers 1593, 1606, 1618, verkoop van kloostergoederen in 1624, 1628,
1639, 1640 en 1644. U ziet een vrij volledige rij vanaf 1580 tot 1644 waardoor vaak
aansluiting met het Stemcohier mogelijk wordt.
Deze site hoort frames te bevatten. Ziet u geen frames, klik dan hier.