DE COMMUNE TE ENGWIERUM (Sneuper no. 39, 1996)
gld. Jacobus Nicolaas Talma Ziema 125 Tjalling Minzes 125 Klaas Minnes 50 Baukjen Tomas, wed. Douwe Klazes 100 Tomas Doedes 100 Bote Tjeerds 100 Melle Roelofs 100 Geert Jans 100 Jan Minnes 100 Antony Jans Siccama 100
Voor die f 1000,- kochten ze 5 pondemaat land aan de noordkant van Engwierum, nu nog
genoemd 'het Allemantsje' wegens verhuur als volkstuintjes, en 1 pondemaat op De Terp,
tegenwoordig pastorietuin. De eerste jaren werd het aangekochte land in eigen beheer
gebruikt. Er werden 2 leden aangewezen die het land bebouwden. De geteelde gewassen werden
per opbod verkocht. De openbare verkoping werd met de trommelslager in Kollum en Dokkum
aangekondigd. De opbrengsten van het land werden de eerste jaren gebruikt om de gestorte f
1000,- en de rente af te betalen.
Een opmerkelijke aantekening in het Communeboek is wel dat er in 1812 koolzaad werd
geteeld dat f 500,- opbracht en de kosten waren f 220,-. De netto opbrengst van f 280,-
was ¾ van de prijs van het aangekochte land. Door de aankoop van het land, dat behoorde
tot de Pastoralia van de kerk (wat wil zeggen dat de opbrengsten voor de
pastorie[=dominee] waren), kon de commune in 1814 ds. Florison, die een inkomstenbron
miste, het achterstallige tractement uitbetalen.
In 1823 stelden 6 communeleden elk f 275,- beschikbaar om een nieuw orgel aan de kerk
te schenken. Een bedrag van f 1675,- werd uitgeleend aan de commune tegen 3% per jaar.
Hiermee kon de commune in 1823 een door de Gebr. Van Dam te Leeuwarden gebouwd orgel aan
de kerk aanbieden. Het was vaak gebruik dat de commune geld leende van haar leden om land
te kopen of voor andere grote uitgaven. Kon er niet aan de verplichting van rente en
aflossing worden voldaan, dan werd er land verkocht.
Tot 1833 waren de kerken van Ee en Engwierum gecombineerd. De dominee woonde in Ee. In
datzelfde jaar werd besloten tot splitsing van beide gemeenten. De commune schonk het
pondemaat op de terp aan de kerk om er een nieuwe pastorie op te bouwen.
In 1835 werd er nog een perceeltje land bij gekocht en in bruikleen aan de pastorietuin
toegevoegd.
In 1865 wordt deze grond aan de pastorie geschonken met de volgende toelichting: Daar de
betrekking van Herder en Leeraar deezer Gemeente bij eventuele vacatures er meer
begeerlijk en aannemelijk door zoude worden en de opoffering der Commune er uit de aard
deezer zaak weinig door zoude veranderen. Dat deze gift in goede aarde viel, kan men lezen
in de aantekening van 1865. Na deze vergadering werden de communeleden toegesproken door
kerkvoogdmeester H.G.Veldman. Deze redevoering is in het communeboek opgetekend en beslaat
6 bladzijden.
In de vorige eeuw was er vooral tijdens droge zomers gebrek aan water.
In 1869 is er in opdracht van de commune een grote regenwaterbak bij de kerk aangelegd,
waarin het regenwater van de kerk werd opgevangen. Tegen een kleine vergoeding stond die
ten dienste van de dorpsbewoners. Dit heeft geduurd tot 1944 toen in Engwierum
waterleiding werd aangelegd. Het pomphokje werd "de grutte bak" genoemd en stond
op de hoek van De Buorren en It Lykpaad, dat toen alleen gebruikt kon worden voor fiets en
benenwagen. "De grutte bak" was de vaste vergaderplaats van de Engwierumer
jeugd. Hier werden de nieuwtjes uitgewisseld en de belevenissen van het weekend besproken.
De oude "grutte bak" heeft, evenals de oude woningen aan De Buorren en It
Lykpaad, de slopershamer niet overleefd. Op initiatief van Dorpsbelang Engwierum is op de
oude plaats een reconstructie van "de grutte bak" gebouwd, maar door de grote
ruimte waarin hij is geplaatst, valt hij niet op en is meer een sta-in-de-weg of
dorpsurinoir dan een gebouwtje met traditie.
In de commune-aantekeningen van 1871 werd gesproken over de wenselijkheid om een
catechisatiegebouw te stichten. Dit kon echter wegens te hoge kosten niet doorgaan. Wel
werd besloten jaarlijks f 50,- te geven voor de lessen in de Bijbelse leer en
geschiedenis. De bezittingen van de commune bestonden uit land, dat verhuurd werd. Waren
de opbrengsten van het land goed dan bracht het een goede huur op. Zo niet, dan waren de
inkomsten klein, wat inhield dat er weinig aan de kerk gedaan kon worden.
In 1880 hadden de huurders een slechte oogst en kregen 25% van de pachtprijs terug. In die
jaren bestond de bijdrage van de commune aan de kerk meestal uit een tegemoetkoming in de
kosten van onderhoud. In de aantekeningen van 1906 lezen we dat de commune een batig saldo
had van f 13,10. Datzelfde jaar was een verzoek binnengekomen voor een bijdrage in de
aanschaf van 2 kachels, één voor de kerk en één voor het catechisatie-lokaal, samen
voor f 225,-. Eén van de leden was bereid f 250,- aan de commune te lenen. Dat de commune
de kerk ook in andere dingen bijstond, blijkt uit de aantekeningen van 1927 toen er 2
urinoirs bij het Hervormd lokaal werden geplaatst.
In de tweede wereldoorlog was de klok uit de toren door de Duitse bezetters in beslag
genomen en afgevoerd als grondstof voor de wapenindustrie. In 1947 stelde de commune f
1400,- beschikbaar voor een nieuwe klok, ook al omdat de oude klok uit 1870 door giften
van communeleden was geplaatst.
In 1961 werd een gedeelte van het communeland verkocht aan de gemeente Oostdongeradeel
voor de bouw van een chr. basisschool. Voor de commune was er toen weer extra geld vrij en
daarvan zijn in 1963 koperen lichtkronen aan de kerk geschonken.
Na de oprichting van de commune werd er ieder jaar vergaderd. Eerst in het café te
Engwierum, dat stond op de hoek van Dodingawei / Bakkersreed. De caféhouder van toen was
Sjolle Marcus. Later, toen de familie Meirink lid werd van de commune, werd er vergaderd
op Dokkumer Nieuwe Zijlen. Dit pand had voor de commune een zekere historie omdat er één
van de oprichters had gewoond, nl. Anthony Jans Siccama, in leven schoolmeester en
dorpsrechter te Engwierum en op Dokkumer Nieuwe Zijlen hoofd van de douane, die in dit
pand gevestigd was. In de 70-er jaren begon ook de barcultuur in het noorden door te
dringen, wat de commune haar vertrouwde vergaderplek kostte. Na enkele jaren van
verschillende locaties werd in 1976 een vaste vergaderplek gevonden in paviljoen Toxopeus
te Oostmahorn.
De animo onder de bevolking van Engwierum voor het huren van een volkstuin liep
terug, zodat, toen er behoefte was aan bouwkavels in de particuliere sector, een gedeelte
van het communeland is verkocht. Gezien de historie was het voor de communeleden een
moeilijke beslissing om het land te verkopen, maar de doorslag gaf toch dat er zich 2
gezinnen in Engwierum vestigden. Door de verkoop van het land kwam de commune wat ruimer
in de financiële middelen. Er kon meer geld worden besteed aan onderhoud van het
kerkgebouw. Dat de commune door de kerkvoogden van de Hervormde kerk ook wel de
'suikeroom' wordt genoemd, is zeker op zijn plaats.
De laatste 20 jaar is voor f 80.000,- besteed aan het instandhouden van het kerkgebouw.
Van de 10 oprichters van de commune zijn er nog 8 afstammelingen over. Het lidmaatschap
gaat van vader op oudste zoon of man van oudste dochter, een enkele keer, maar dan wel met
toestemming van de andere leden, naar een neef. Eén familie is sinds de oprichting
dezelfde gebleven. Was Jacobus Nicolaas Talma Ziemma één van de oprichters, P.Talma is
nu nog lid van de commune. Dit mag in een tijdsbestek van 200 jaar wel een bijzonderheid
worden genoemd. Jammer genoeg zijn er door de jaren heen 2 staken afgevallen. Het zijn de
na 1847 niet meer in de boeken voorkomende stam van Klaas Minnes Landstra. Het laatst is
het communeboek getekend door Klaas Luitsen Landstra. En sinds 1899 is de staak Doornbos
verdwenen. Dezen stamden af van de mede-oprichter Anthony Jans Siccama. Het laatst is het
communeboek getekend door K.K.Doornbos en daarvoor door Anthony K.Doornbos, die zich ook
wel Siccama Doornbos noemde.
De commune vergadert ieder jaar op de eerste zaterdag in mei en deze vergadering wordt
door de leden trouw bezocht. Door vererving van het lidmaatschap wonen ze door het gehele
land, maar door het unieke van de commune hebben ze er graag een lange reis voor over om
deze in stand te houden. Na de zakelijke agenda van de vergadering wordt deze besloten met
een maaltijd met de traditionele gebakken paling. Begin mei hoopt de commune haar
200-jarig bestaan te vieren en zal voor het eerst in haar bestaan naar buiten treden. Er
zal een receptie voor genodigden worden gehouden en voor het eerst zullen de leden
vergezeld worden door hun dames. De commune wil in één keer afrekenen met haar bijnaam:
de ielfretters...
Deze site hoort frames te bevatten. Ziet u geen frames, klik dan hier.