Pinxiang: aankomst tegen 1 uur s’middags. Het is zondag en er is markt. Uit de omgeving zijn de bergbewoners gekomen om een kip te kopen of verkopen. Het zweet breekt me elke keer weer uit van ellende als ik op zo’n markt op de vleesafdeling of de afdeling levende have rondloop. Biggetjes liggen met de poten vastgebonden in de brandende zon alvast voor te braden. Honden in gazen kleding. Een mooie grote herdershond opgevouwen in een rieten korfje. En de kooplui maar aanprijzen en denken dat ik ze geld zou willen laten verdienen aan de verkoop van zo’n beest. Mijn afkeurende blikken over het bewaren van hun handel zal wel niet worden begrepen.
Er is ook een afdeling rariteiten. In een cirkel staan kooitjes opgesteld. Achter de kooitjes de trotse eigenaren van de handel in de hokjes. Twee katachtige beestjes met strepen. Varanen. Veel slangen. Een arend. Een miereneter.Alles voor in de wok.

Dat Vietnam dichtbij is blijkt uit de vele Vietnamese drankjes en medicijnen. Zoals gedroogde en platgeslagen schildpad, slang en hagedis in de fles met alcohol. En de beroemde Vietnamese vissaus, nuoc mam.

Van uit Beihai is er langs de zee een weg die naar een grensovergang met Vietnam leidt. Alleen bestemd voor Chinezen en Vietnamezen en nog niet voor buitenlanders. Inmiddels is de grensovergang Dongxing Mong Cai voor iedereen met een geldig visum voor "alle grensovergangen" geopend.

Ik moet dus helemaal terug naar Nanning en van daar via de Friendshipgate de grens bij Pinxiang Langson Dong Dang over. Luo zegt dat ik rustig daar de grens Dongxing Mong Cai over kan. Chua Tra Co, Mong Cai Ik denk dat de Chinezen geen bezwaar hebben. De Vietnamezen willen dat je bij de Vriendschapspoort het land binnen komt. Dat staat ook op het visum in mijn paspoort.

Inmiddels is de regeling dat je bij binnenkomst in Vietnam op je visum moet hebben aangegeven bij welke grensovergang je het land inkomt vervallen. Je kunt nu via alle international grensovergangen met Vietnam zonder entry/exit point in je paspoort het land in en uit.
Meerdere keren ben ik dan ook via de prachtige weg Dongxing --> Mon Cai gegaan. Van af
Mong Cai, de Vietnamese grensplaats kun je met een Hovercraft 2008 no longer available van af Tra Co, dwars door de Halong Bay karst bergen naar Hon(g) Gai (Halong Bay)


High-speed ships for new tourism route.

The Hoang Chau Company Limited recently put into use a high-speed ship called Green Lines to carry tourists from Haiphong to Cat Ba and Mong Cai. The ship is able to carry 128 passengers. Its engine capacity is 2000 CV. It runs from Haiphong to Cat Ba in 40 minutes and to Mong Cai in two hours 45 minutes, about 10 hours less than the previous journey time. Time table Speed Boat


Border China Vietnam

Vietnam and China have some border crossings. But the busiest one is Huu Nghi at Dong Dang of Lang Son Province to Pinxiang and Nanning on the chinese side. On the other hand, Lao Cai border crossing to Kunming and Mong Cai border crossing to Quangzhou are also open to foreign tourists.
There are two railways linking Hanoi and Beijing via Huu Nghi and Lao Cai border gates. Buses run every day from Hanoi to these border crossings and the same on the chinese side to cities. Other means of transport such as: bus, taxi, Honda Om are available in each frontier province to its border crossing.You will need a Vietnamese visa.


De tocht van een kilometer of tien naar de grens Pingxiang --> Lang Son in Vietnam, gaat achterin een motortaxi met vrouwelijke chauffeur. Het landschap is mooi, bergachtig met bamboe bossen. Sommige hellingen zijn bijna teveel voor de motor. Kruipend bereikt het motortje de Vriendschaps Poort Huu Ngi, de grens met China en Vietnam en zet mevrouw me af. Mijn bagage loopt op rolletjes. De Chinezen hebben niet alleen sinds kort een prachtig nieuw en koel grensgebouw maar ook een computer aan deze grens. De ambtenaar achter het ding kan sneller met een telraampje overweg. Zijn vrouwelijke collega die hem instructie geeft schuift hij terzijde. Hij kan mijn naam niet vinden oh oh wat een ellende. Op het paspoort kan hij niet lezen dat ik uit Holland kom. Het Koninkrijk der Nederlanden, wat is dat?
Het nummer van mijn paspoort kan hij niet vinden. Na veel gepuzzzel blijk ik toch nog ergens China te zijn ingekomen en kan ik er nu via een stempel officieel uit. De juffrouw van de douane doet nog een poging om te informeren of ik wat heb aan te geven. Ik heb niets aan te geven. Ze schuift me snel het land uit als ik een zin in het Engels zeg.Bye Taishen, Dag China. Op naar Vietnam Eerst nog door de Vriendschapspoort, een soort Arc de Triomph en dan een stukje niemandsland. Ik wordt vriendelijk uitgezwaaid door het Chinese leger. Ze doen oefeningen in het elkaar neersteken met bajonetten bij de Vriendschapspoort. Ik wordt uitgenodigd mee te doen. Ik heb geen zin in dat soort spelletjes en loop maar snel door. Na een paar kilometer staat er weer een uniform bij een slagboom. Dit keer een vriendelijke Vietnamees. Hij bekijkt mijn paspoort en visum en verwijst me door naar het gebouwtje van de Vietnamese grenspolitie. Drie heren op rij. Een spreekt Engels. Pasport, meer niet. Meer is voor mij ook niet nodig want ik heb gelukkig al mijn papieren en visa bij de hand. Na het invullen van de diverse formulieren en de belangrijke stempels mag ik een loket verder. Of ik nog wat aan te geven heb. Het wordt niet gecontroleerd. Dan sta ik buiten en beginnen de onderhandelingen om vervoer naar Langson de eerste Vietnamese stad te krijgen.
Ik kan voor 2 Dollar achter op de motor. Met mijn bagage lijkt me dat niet echt handig. Volgens de motorrijder is dat echter totaal geen probleem. Er staat een minibusje te wachten en iets dat op een auto lijkt. Tien Dollar naar Langson zegt de eigenaar. Ik begin richting Langson te lopen. De prijs zakt tot 5 Dollar. Ik loop stug verder. Inmiddels zijn er wat mogelijke passagiers bijgekomen. De onderhandelingen gaan nu verder in het Vietnamees. Uiteindelijk zit ik voor een Dollar in de auto die makkelijker start als hij de helling afgaat. Helling op gaat een stuk moeilijker, soms moeten we even meehelpen. Kaart Vietnam
Ik ben van plan in Langson te blijven en de volgende dag door te gaan naar Hanoi. De drie andere passagiers gaan direct door naar Hanoi en vinden het leuk als ik ook mee ga want dat drukt de prijs. De tocht naar Hanoi wordt leuk. We zoeven door het prachtige berglandschap met snel stromende riviertjes en Chineesachtige pagodes. Informatie over Vietnam
Bij de eerste Xi lop, lekke band, loop ik naar een paar huisjes. Ik wordt door de aanwezige dames binnen genood en zit al snel achter de thee en rijstwijn. Een jongetje maakt fotografeer gebaren. Ik pak mijn camera en maak een groepsfoto. Oma van achter in de tachtig is echter snel verdwenen. Ik dacht dat ze niet op de foto wilde. Vergissing. Even later komt ze weer te voorschijn. Pontificaal in haar zondagse Ao Dai, Vietnamese broekpak, staat ze nu stokstijf statig te poseren.

De band is snel verwisseld. Op naar

Hanoi.

Smaller, quieter, greener and more dignified than Ho Chi Minh City, the nation's capital can sometimes look like a provincial French city. This,like most things in Vietnam, is changing fast as economic restrictions are lifted and old regulations are forgotten. Life and traffic, unfortunately is returning to the streets and shopping no longer means a trip to a dreary government department store. Still, the city remains quiet enough for cycling to be the ideal means of getting around, and many hotels and cafes rent bicycles.
Places to visit include the fascinating 11th-century Temple of Literature, Vietnam's first University, the 15th-century Old Quarter, some enchanting lakes and temples, and the Mausoleum of Ho Chi Minh.

Budget accommodation could be scarce in Hanoi, especially between June and September, but many people rent rooms and with some searching you should find something. Whatever your budget, you'll pay more for accommodation in Hanoi than elsewhere in the country. Hanoi has plenty of domestic and international air connections, and is connected with Ho Chi Minh City by the Reunification Express train.


Bij de tweede lekke band loop ik naar de huisjes in de buurt. De mensen zijn er erg arm. Maar super vriendelijk en gastvrij. Er wordt direct eten aangeboden. De rijstwijn smaakt al een stuk beter. Na diverse glazen is de band gerepareerd en kunnen we verder. Naar Hanoi. Hoeveel banden er na de vierde Xi lop noch zijn verwisseld weet ik niet meer. Wel weet ik dat de mensen onderweg het erg leuk vonden samen met zo’n vrolijke buitenlander rijstwijn te drinken. Als de naam Holland valt is het direct voetbal, Ajax Amsterdam, Koeman en Gullit. Dankzij de rijstwijn verstaan we elkaar uitstekend.

In Hanoi komen we langs het postkantoor. Ik haal er een brief af, met kopie van mijn paspoort en visum, die ik aan mijzelf stuurde af. De chauffeur rijdt zonder op een kaart te kijken naar het adres dat ik hem opgeef.

Hanoi april. In hotel Phuong Nam is een leuke kamer voor me beschikbaar met uitzicht op een muur. De airconditioning werkt goed en het is er rustig. Phuong Nam ligt nog al een stukje van het centrum. De receptioniste regelt een fiets voor me. Tegen de avond begint het te regenen. Het wordt nooit meer droog. Ik parkeer de fiets in een straat en neem een taxi naar het hotel terug. De volgende dag loop ik van het hotel naar de plek waar ik de fiets parkeerde. Fiets weg. Het lijkt Utrecht wel.

Zielig zit ik op een bankje bij het meer te kniezen. Een jongen komt naast me zitten. Hij is correspondent van het Hanoi's dagblad. Zijn naam is Longh en hij schrijft voor het dagblad. Je kunt een mooi stuk over de diefstal van mijn fiets schrijven, stel ik hem voor. Hij gaat met me mee naar de politie om een verklaring met stempel voor mijn verzekering te krijgen. In Holland werkt dat zo. Niet zo in Azië. Oom agent verlangt 100 Dollar voor zo’n verklaring en wil me een boete geven omdat ik de fiets zo maar heb laten staan. Weliswaar op slot. De fiets is van Chinese makelij. Als je hem nieuw koopt en de winkel uit loopt mis je al wat onderdelen die zijn los gerammeld. Na een half jaar storten die fietsen van ellende aluit elkaar.
Het zijn geen Gazelles. Een goede Chinese fiets kost nog geen 50 Dollar. Alhoewel dat toch nu mooi honderd gulden is. Ik ga zonder verklaring van de politie weer weg. Longh geneert zich. Zo gaat dat hier. Ik bedank Longh en koop omdat het vandaag toch geld uitgeef dag is een vliegticket naar Hue. Terug in het hotel betaal ik de hotelrekening en de fiets komt ook voor 50 Dollar op de rekening. Ik zal er wel niets aan hebben voor mijn verzekering.

Duong Hanoi Ik blijf me verbazen in Vietnam. In de hoofdstad Hanoi is het een en al bedrijvigheid wat de klok slaat. Iedereen poetst, stalt uit, koopt en verkoopt en spoedt zich per fiets, brommer of scooter van de ene naar de andere bezigheid. Iedere Vietnamees probeert hier een graantje mee te pikken van de groeiende welvaart. Sinds de 'doi moi', de economische hervormingen van 1986, is er veel veranderd, vooral in de steden. De jongeren laten zich niet meer slaafs leiden door ouderen of de communistische Partij. Ze hebben meer belangstelling voor popmuziek en houden met hun brommers racewedstrijden door de stad.Maar tegelijkertijd houden veel Vietnamezen vast aan hun tradities. Ze zweren bij de traditionele geneeskunst, gaan met volle maan naar de tempel om boeddha en de voorouders te vereren en kopen met Têt een manderijnenboompje of een tak perzikbloesem.

Naarmate de Têt-dagen naderen wordt de sfeer in de stad hecti­scher en opgewonden. De straten slibben dicht met brommers, fietsers en voetgangers die koortsachtig al hun boodschappen doen. Van alle feestaankopen vormen voedsel en drank vanzelfsprekend het belangrijkste onderdeel. Want 'liever een heel jaar hongersnood, dan geen eten met Têt', luidt een Vietnamees spreekwoord.

Banh chung staat boven aan de lijst. Dit erg machtige gebak gemaakt van kleefrijst, gevuld met groene bonen pasta, varkensvet en vlees, is een gerecht dat volgens de legende duizend jaar geleden is geïntroduceerd door een Vietnamese prins. Vroeger gingen de families op oudejaarsavond rondom het vuur zitten om gezamenlijk dit gerecht te prepareren. Vooral toen er nog grote armoede heerste, vormde banh chung de enige lekkernij voor de meeste Vietnamezen.

De tijden zijn echter veranderd en ander - liefst westers voedsel- dreigt banh chung te verdringen. (gedroogde of gesuikerde vruchten) is een favoriet geschenk voor familieleden en vrienden. Het wordt in dermate hoeveelheden geconsumeerd dat nagenoeg alle inwoners van Xuan Dinh, een dorp even ten noordwesten van Hanoi, hiermee hun kost kunnen verdienen. Bij een stalletje moet vanzelfsprekend gedronken worden! Diverse goedkope vruchtenwijnen verschijnen met Têt op de markt. Het staatsbedrijf Vietnam Nitrogen Fertilizer Company pikt sinds kort ook een graantje mee van de Têt-omzet door haar eigen champagne op de markt te brengen. Zoals een kerstboom met kerstmis, is een mandarijnenboompje of een tak perzikbloesem met Têt; het symbool van bescherming en vrede.

Een week voor nieuwjaar stromen de straten van Hanoi vol met mensen die vanuit het dorp Nhât Tân (ten noordoosten van Hanoi) zijn gekomen om hun perzikbloesems te verkopen. Voorbijgangers worden belaagd door de verkopers die zwaaiend met hun takken aandacht proberen te trekken.

Traditionel Medische Behandeling

In Vung Tau, een stad vijfenzestig kilometer ten zuidoosten van Ho Chi Minh-stad gelegen, schijnt elke dag de zon. Met zijn vele stranden is Vung Tau een aantrekkelijke badplaats voor de bewoners van Ho Chi Minh-stad. Veel buitenlandse toeristen kom je hier niet tegen. Vung Tau staat ook bekend om de vele goede visrestaurants. Daarnaast kun je hier elke dag van de week een kliniek voor traditionele geneeswijzen bezoeken, voor een behandeling met acupunctuur, een massage of om een speciaal samengesteld pakket medicinale planten te kopen. Een heus kuuroord dus voor ontspanning van lichaam en geest.In Vung Tau zijn drie speciale klinieken voor traditionele geneeswijzen. Hier kun je, zonder vooraf een afspraak te maken, gewoon binnenlopen. Dagelijks komen hier gemiddeld honderd mensen voor een consult en een behandeling. Een diagnose wordt gratis gesteld en voor een bedrag van minder dan een halve euro vindt de behandeling direct plaats.De kliniek ligt aan de openbare weg en heeft wat weg van een kleine apotheek. Achter een plastic tafel zit een wat oudere man in een witte jas. Hij blijkt de traditionele arts en hij spreekt een paar woorden Engels. Met handen en voeten kan ik mijn wens duidelijk maken: een kijkje nemen in de kliniek en vooral de speciale behandelingen. Een van zijn assistenten neemt me mee naar achteren. Er zijn zes kleine ruimten waar overal iemand wordt behandeld. De een ondergaat een stevige massage, de ander krijgt een behandeling met acupunctuur en dan zie ik iets dat ik nog niet eerder heb gezien. Een man ligt ontspannen op een bed en op de bovenzijde van zijn rug zijn wel twintig vacuüm gezogen glazen potjes gezet. De man die de behandeling uitvoert vertelt me dat het hier om Giác Hòi (letterlijk: ‘kwade lucht eruit halen’) gaat.

Isolement

Toerisme bestaat nog vrij kort in Sa Pa, pas tien jaar. Alhoewel? Begin twintigste eeuw, onder de koloniale overheersing van Frankrijk, was het al een heuvelstation waar de Fransen verkoeling kwamen zoeken tussen wat zij de Montagnards noemden, de bergbewoners. Bij de kerk vallen nog graven uit het einde van de negentiende eeuw te zien. De eerste Franse pioniers. Met de Tweede Wereldoorlog en de guerrillastrijd tegen de Fransen geraakte Sapa in vergetelheid. Gedurende veertig jaar verkeerde het in isolement van de rest van Vietnam en de wereld door oorlogen, communisme en onderontwikkeling, al bleef het voor verwoede avonturiers zijn aantrekkingskracht houden. Pas vanaf 1990 mogen de eerste toeristen het afgelegen stadje weer bezoeken. In de Lonely Planet-reisgids van 1993 staat over de bewoners van Sapa: “Ze hebben nog niet veel buitenlanders gezien en zijn daarom bijzonder nieuwsgierig. Als je ergens binnengaat, verwacht dan dat je als een bezoeker van een andere planeet wordt behandeld.” In die tijd kende Sa Pa slechts twee hotels, nu meer dan vijftig, en aan het getimmer en gezaag in de straten valt te horen dat er nog veel meer bij gaan komen. Toerisme is big business geworden, zeker nu sinds 1999 reizigers per luxe treinwagon in tien uur van Hanoi naar Sapa kunnen reizen. Nu trekt het meer dan 40.000 bezoekers per jaar. De meesten zijn Vietnamezen die de koelte van de bergen komen opzoeken. Een kwart zijn buitenlanders die vooral  belangstelling hebben voor de kleurrijke minderheden en het schitterende landschap. De komst van massatoerisme heeft een negatieve invloed gehad op de natuur en cultuur. Rommel, gokken en prostitutie hebben een kleine, maar vaste plek gekregen in het vroeger zo ongeschonden stadje.

Drijvende markt

De volgende dag proef ik van de weelde aan fruit rond Can Tho, de grootste stad van de Mekong-delta. Op een drijvende markt adverteren bootjes met grote ogen op de boeg geschilderd hun specialiteiten (zoals watermeloen, ananas of pompoen) door zo’n vrucht hoog aan een staak boven het bootje op te hangen. Peddelbootjes zijn er beladen met torens kokosnoten, bananen of pomelo’s. De laatste zijn grote citrusvruchten met een dikke schil, verwant aan de grapefruit - de naam komt van het Hollandse pompelmoes, dat weer een verbastering van een Tamil-woord is. De nam roi-pomelo van Can Tho is beroemd in heel Vietnam. In het hart van Can Tho worden we aan land gezet. Op de markt aan de voet van het Uncle Ho-standbeeld ontdekken we nog andere vruchtensoorten. Zoals xam buche (ramboetans), van slappe stekels voorziene vruchtjes zo groot als een golfbal (‘rambut’ is Maleis voor ‘haar’). In het hoogseizoen bouwen de marktvrouwen er kunstzinnige piramides van. Ze zijn dan spotgoedkoop en het lijkt of iedereen ramboetans peuzelt en de straten bezaait met de schillen. Talloze soorten mango’s, de vitamine A-bommen onder de vruchten, worden in grote manden vanaf de rivier naar de markt gesjouwd. Oorspronkelijk komen ze uit India, waar de boom bijna heilig is. Overigens hebben de schilderijen van de 17e-eeuwse Hollandse meesters hun gulden glans te danken aan een stof die men uit urine van met mangobladeren gevoed vee verkreeg en aan de verf toevoegde.Ook vinden we op de markt de prijzige mangistans met zalige mootjes wit vlees verborgen binnen een dikke paarse schil. De kin van Boeddha zou op zo’n vrucht hebben geleken, wat door sommige beeldhouwers erg letterlijk is genomen. De zure khe (stervrucht) heeft bouwmeesters tot een bepaalde stijl pagode geïnspireerd. Verder ontdek ik suikerappels (verwant aan  de zuurzak), drakenvruchten (prachtig roze vruchten, maar niet geweldig van smaak) en aan ugli’s verwante tangerinen.

Hue

Met het vliegtuig vanochtend om 11 uur uit Hanoi vertrokken. Een uur later ben ik in Hue

The most beautiful city in Vietnam, Hué was the country's capital from 1802 to 1945, and has long been a major cultural, religious and educational centre. The remains of the huge, moated Citadel, constructed by the Emperor Gia Long from 1804, contain many interesting sights, such as the Nine Holy Cannons, the Imperial Enclosure, the Palace of Supreme Harmony and the Halls of the Mandarins. Sadly, the intriguing Purple Forbidden City was largely destroyed during the Vietnam War. About 15km (9mi) south of Hué are the Royal Tombs. Hué has many other places of religious and dynastic importance,and some good museums.

If you want to get out of the city for a swim, head 13km north-east to Thuan An Beach, where there's a lagoon, a hotel and the possibility of sampan trips up the Perfume River. Vehicles from Hué's Dong Ba bus station run here.

There's a range of accommodation in Hué to suit most budgets, and some good restaurants. Hué has a long tradition of vegetarian food, which is prepared at pagodas for the monks. Stalls in the markets serve vegetarian food on the 1st and the 15th days of the lunar month, and there are several restaurants serving it all the time.

Hué is about 700kmfrom Hanoi and 1100km from Ho Chi Minh City. The Reunification Express train running between those cities stops here, and there are frequent flights and buses to both cities.

De trein doet over de 688 km ca 12 uur. Het prijsverschil is niet groot en na de drukte van Hanoi is rust geboden in Hue.
Oorspronkelijk had ik een middagvlucht geboekt. Betaald met mijn creditcard. Dat is toch wel handig, zo’n creditcard. Je hoeft niet telkens naar een bank te lopen en hebt toch geld op zak om zulke zaken te betalen. De afschrijving via de giro vind dan een maand later plaats. En maar hopen dat ze heel wat keren vergeten van mijn rekening af te schrijven.

In het hotel in Hanoi kwam de beeldschone Engels sprekende in Ao Dai geklede receptioniste melden dat de vlucht was afgebeld. Wel was er een vlucht naar Danang. De vlucht naar Hue zou een dag later zijn. S’ochtends wordt ik om 9 uur gebeld met de mededeling dat het vliegtuig om 11 uur vertrekt naar Hue. Snel pakken betalen en wegwezen. Op het vliegveld wordt ik na ingecheckt te hebben lastig gevallen door een vent die mij in zijn hotel in Hue wil hebben. Hij prijst het hotel de hemel in. Alles wat ik wens kan ik krijgen. Mooie foto’s laat hij zien. Maar de man staat me niet aan. Hij zegt dat er al twee toeristen van deze vlucht naar zijn hotel komen. Ik wil niet tussen de toeristen zitten, zeg ik. De man kijkt me verbijsterd aan. Daar heb ik geen last meer van.

Aankomst in Hue een uur later. Een groep Fransen en een groep Duitsers maken kabaal over de wijze waarop hun bagage word aangeleverd. Een groep oudere Amerikaanse dames keuvelt er lustig op los. Ze hebben allemaal een rieten vogelkooitje bij zich. De groepen worden met hun eigen bussen afgehaald. Ik dus niet. Maar de Airport bus biedt een tochtje naar de stad aan voor 1$. De bus rijdt echter niet tot aan het hotelletje dat ik heb uitgekozen. Ik krijg behoorlijk mot met de jongeheer van Vietnam Airlines die me beslist in het door hem aanbevolen hotel wil hebben.  Het hotel van mij is niks. Dat zal ik dus wel mooi zelf bepalen. En niet zo’n rot Vietnamees joch dat natuurlijk geld krijgt voor iedere klant die hij bij zijn hotel aflevert. Ik wordt mooi niet bij mijn hotel afgezet. Van een vorige keer herinner ik me dat de passagiers bij het hotel van hun keuze werden afgeleverd. Dat is echter verandert. Je word nu afgezet bij een hotel en wil je daar niet zijn dan moet je met taxi of cyclo verder. Ik neem een cyclo. De prijs is eerst 15 Dollar. Ik loop weg en roep een taxi. De prijs word dan 10 Dollar. Ik loop  weg en de prijs wordt 5 Dollar. Ik loop weg en.. uiteindelijk wordt het 5000 Dong. Dat is nog 2000 Dong meer dan een Vietnamees zou betalen. Dat gesjacher met de prijzen vind ik eigenlijk erg vervelend. Je kunt nooit eens domweg de prijs betalen die er gevraagd wordt. Altijd moet je oppassen. En dan nog word je belazerd waar je bij staat.

Very far, zegt de cyclo rijder hijgend in mijn oor. Not far, zeg ik. Op een heuvel maakt hij theater. Very high, zegt hij. Where high, vraag ik. Where are you from, vraagt hij. Trung Quock, China, zeg ik. Volgens mij is hij nu beledigd. Discussie gesloten. Hoe zou hij nu weten dat ik niet uit China kom.

Ik heb een grandioos leuk guest house gevonden. Privé. Ik krijg een leuke rustige kamer. Buiten kraaien de hanen. Ik ben de enige gast in een lekker rustig huis. Helemaal nieuw. Leuke mensen. Ze spreken geen Engels. Dat is wel zo makkelijk. Ik word verwend ze zijn duidelijk dolblij dat ze een gast hebben. En wel zo’n keurige jongen. Ik krijg T.V. op mijn kamer. De fiets van de dochter mag ik gebruiken en wordt keurig nagekeken en schoongemaakt. S’ochtends komt opa met koffie aan de deur. Op het dakterras met uitzicht over de bergen in de omgeving kan ik heerlijk alleen gaan computeren alleen is het daar te warm.  Als het niet gaat regenen, Hue is de natste streek van het land, blijf ik even hier van de rust genieten.

Hue, de vroegere keizersstad aan de Parfum rivier, is een van de belangrijkste toeristische bestemmingen in Vietnam. De belangrijkste bezienswaardigheden zijn de Citadel en de Keizerlijke stad, de Thien Mu tempel en de keizerlijke mausolea, vooral die van Tu Duc, Minh Mang en Khai Dinh.

Hue,  wordt in tweeën gedeeld door de Parfum rivier, de Song Huong of Huong Giang. Aan de noordkant is de Citadel. Daarbinnen is de Keizerlijke Stad en daar weer binnen is de Verboden Stad, het keizerlijk paleis. Sinds de verwoestingen van de Amerikanen in 1968 zijn grote delen binnen de Citadel landbouwgrond. De Parfum rivier wordt overbrugd door twee bruggen. De beroemdste is de Trang Tien brug. De bruggen leiden naar wat vroeger de Europese stad was met universiteiten waar beroemdheden als Ho Chi Minh studeerden.

De Citadel bevindt zich in de verboden stad  en daarin ligt de Purperen Verboden Stad. De Citadel is aangelegd  rond 1800. Muren en grachten met wachttorens en toegangspoorten zijn 10 km lang.
Van de Keizerlijke Stad is niet veel bewaard gebleven. Hoewel de stad niet kan tippen aan de rijkdom, grootte en weelde van de Verboden Stad in Beijing. De Keizerlijke stad heeft ook grote muren. De daken zijn bedekt met dakpannen in de gele keizerlijke kleuren. Er zijn diverse binnenplaatsen met tuinen. Met geld van de Unesco wordt er druk gerenoveerd. Elk jaar is er een ander deel van de stad aan de beurt. Net als in Beijing zijn er toegangspoorten met drie grote deuren. Alleen de keizer mocht door de middelste deur. Het voetvolk moest gebruik maken van de zijdeuren.

Naast de Citadel en de Verboden Stad zijn er de grote praalgraven van de vroegere keizers te bekijken. Er zijn veel tempels. De belangrijkste is de Thien Mu tempel. Uit deze tempel kwam de monnik die zichzelf ten tijde van de oorlog met de V.S. in Saigon verbrandde.

Mijn eerste tocht op de fiets is natuurlijk naar het postkantoor. Het is heet. In het postkantoor bij de afdeling Poste restante twee brieven. Een van mijzelf met kopie paspoort en wat andere gegevens. En een brief van moesje. Weliswaar van vorig jaar moes. Een hartstikke leuke brief. Met knipsels van de overstromingen in China vorig jaar. En natuurlijk de informatie over het thuisfront. Dat het een jaar oude informatie is maakt niet eens uit. Alleen zal ik waarschijnlijk wel de brief die je nu naar Hue stuurt missen. Ik zal Tuan of Quock vragen zo nu en dan te kijken of er een is. Ze moeten hem dan naar Nha Trang doorsturen. Tussen de stapel poste restante zaten veel brieven van vorig jaar. Ook veel van Nederlanders. Met mijn brieven rijd ik naar de citadel. Daar is een restaurantje op een binnenplaats. Onder de bomen zit je heel erg lekker rustig. Ze hebben daar speciale gerechten uit Hue. Ik neem bier en biefstukjes gewikkeld in mint. En lees mijn brief. Het is warm. Het is weer even wennen aan de hitte. Ik trek mijn blouse uit en zit in het T-shirt dat ik van Luo op het eiland Hainan moest kopen. Naast me zit een Oost Duitser met zijn Vietnamese vriendje. We raken in gesprek. De Vietnamees is naar Oost Duitsland gestuurd. Toen ze hem niet meer nodig hadden kon hij vertrekken. Hij is gebleven en aan een Oost Duitser blijven hangen. Die Vietnamezen zijn toch wel erg praktisch. Ik wordt uitgenodigd s’avonds te komen eten.

S’avonds aan de oever van de Song Huong, de Parfum rivier zijn er veel koffiestalletjes. Dat wil zeggen er worden stoelen en tafels neergezet. En vooral luidsprekers. De luidsprekers spreken echt luid en zeer duidelijk. Je kunt kiezen uit Vietnamees of Engels. Meestal hoor je allebei tegelijk. Als je het geluid van de keiharde muziek wegdenkt, zit je hier heerlijk.
De ijskoffie is precies zoals ik hem lekker vind. Je krijgt er altijd een potje thee bij. De rivier stroomt traag onder de beroemde brug door naar de zee verderop. De brug werd in de laatste oorlog vaak gebombardeerd en telkens weer opgebouwd. Sinds een paar jaar is de brug weer in de oude Franse glorie hersteld. De bootjes van de vissers komen af en aan. Zo ook de bedelaartjes. Eentje, een joch van denk ik 11 jaar heeft een mapje met slechte tekeningen met afbeeldingen van Hue. One Dolla! Zulke slechte tekeningen kan ik zelf ook wel maken. Khong mua. Ik koop niet. Inmiddels komt de boeman van het café met een stok de kinderen wegjagen. Hij gaat ruim achter me zitten. Ik heb geen last meer.

Twee dochtertjes van de café baas plunderen een Hibiscus struik. Ze plukken de bloemen eruit. Trekken de bloemen van hun kelkjes en knijpen dan de nectar uit en laten dat in de kelkjes lopen. Slurpen maar. Heerlijk.
Met de kamperfoelie die bij Opa’s loggia groeide deden wij vroeger hetzelfde. Ik denk niet dat Opa het leuk van die bandieten uit Utrecht vond dat we zijn planten zo sloopten. Maar hij heeft er toch mooi nooit wat van gezegd. Misschien wel tegen Oma?

Als ik in het donker naar huis terug fiets zie ik een joch van een jaar of tien met een grote haak in een vuilnisbelt harken. Op zoek naar wat eetbaars. Toch is zo te zien de levensomstandigheid van een boel Vietnamezen behoorlijk verbeterd. Huizen worden geverfd en opgeknapt. De steden gaan er weer een beetje uitzien zoals vroeger toen de Franse kolonialen de boel in de verf hielden. In Hanoi zijn winkels van Pierre Cardin en andere dure jongens gekomen. Ze zitten allemaal in keurige gerenoveerde winkels.
Zaterdag maak ik een boottocht over de Parfum rivier. Ik wordt afgehaald door een brommer rijder die me naar de rivier brengt. In de boot, een lange met een dakje staan plastic stoeltjes en er zitten al een Duits meisje dat in Australië woont en haar vriend Italiaan die ook in Australië woont. Daarna komen nog twee blonde Deense meisjes en een ouder heer. Een Zwitser die in Aargau woont. Hij is typograaf en werkt zo nu en dan tot het geld er weer is om op reis te gaan. Hij heeft zo’n 80 landen bezocht. Het is een gezellig mannetje. Z’on type van de poppetjes met stekelhaartjes.  We bezoeken de Tien Mu Pagode en tombes van Minh Mang, Tu Duc en Khai Dinh. Allemaal keizers van Vietnam die grote praalgraven voor zich zelf lieten bouwen. S’middags eten aan boord. Tegen het einde van de dag begint het te regenen. Als het begint te regenen vertrek ik naar het zuiden, had ik mezelf voorgenomen. Ik koop een buskaartje naar Danang. De volgende ochtend na de koffie betaal ik het hotel. Krijg een cadeautje van de hotelliere, een lelijke gelakte doos met de naam van het hotel er op. En diverse visitekaartjes met de naam van het hotel om maar aan iedereen te geven die ik tegen kom.

Om half negen de volgende ochtend komt er een auto voorrijden die me naar Danang brengt. Achterin zit een Fransman met zijn Vietnamese vriendje. Ze spreken nauwelijks Engels en zin in Frans heb ik niet dus de tocht verloopt zwijgzaam.

Bij de prachtige Lagune van Lanco is de stopplaats. Er wordt gegeten en gedronken. De juffrouw van de bediening die vele talen spreekt kent me nog en vliegt me om de nek en komt gezellig bij me zitten. Intussen is ze getrouwt met een Nederander en zijn mijn kansen voorbij.Ik moet overstappen in een minibusje. Op de Hai Van pas, de wolkenpas stapt mijn buurman uit. Als je uit de auto stapt wordt je belaagd door verkopers. Ik blijf zitten. Mijn Vietnamese bus buurman komt even later terug en geeft me een gekocht setje ansichtkaarten cadeau. De bus brengt me in Danang naar het hotel My Ke, aan het China beach.

Danang

de Fransen noemden het Tourane  zondag 13 april 1997. S’ochtends loop ik in de brandende zon langs het strand een stuk richting China beach. Zo noemden de VS soldaten dit strand waar ze in de oorlog kwamen zwemmen. Inmiddels is er een prachtig luxueus 5 sterren hotel gekomen. Prachtige terrassen met ventilatoren aan de plafonds want het is er heel erg warm. Tuinen met de prachtigste tropische bloemen planten en bomen. Mooie zwembaden. Er zijn nog maar weinig gasten. Nog niet alles is afgebouwd. Een kamer kost in de aanloop periode die tot 30 mei duurt $98. Nog vrij duur maar je hebt dan wel drie telefoons op je kamertje. Voorlopig neem ik er alleen maar een kopje koffie. De massa obers en het personeel lopen in een soort uniform rond. Witte broek en gekleurd hemd. Erg on-Vietnamees. Ze zijn allemaal erg vriendelijk en geselecteerd op het spreken van Engels. Een van de obers heeft 6 jaar in een kamp in Hong Kong gezeten. Werken mocht daar niet. Begin dit jaar werd hij door Hong Kong terug naar Vietnam gestuurd. Binnen twee weken had hij de baan als ober in dit duurste hotel van Vietnam. De ober droomt van een eigen winkeltje.

Nha Trang

Tegen 5 uur s’ochtends hoor ik al verkeer buiten. De Nha Trangers zijn matineus. Heel vroeg wordt er gezwommen, getrimd, gebadmintond en allerlei andere lichamelijk goede dingen gedaan. Ik zou er een voorbeeld aan kunnen nemen. Alhoewel mijn buikje slinkt al aardig.
Als de zon komt verdwijnen de mensen naar huis naar school of werk en wordt het rustig tot half 5 s’middags. Dan wordt er weer getraind.

Tot hier verstuurd in Nha Trang zaterdag 19 april 1997

Da Nang 20 april Nha Trang donderdag 15 mei 1997
De treinreis van Danang naar Nha Trang begint s’ochtends  met een tocht per taxi naar het station. Via de receptioniste regel ik vervoer met een vriendje van haar die wel wat geld wil verdienen. Hij moet me van Me Khe strand naar de stad brengen een ritje van een kilometer of zes. De prijs voor het vervoer is 25$ antwoord ze op mijn vraag, hoeveel de tocht kost. 20$ teveel. Ik zeg haar dat ik zelf wel een echte taxi zal bellen, dan wel ga lopen. De prijs zakt naar 5$. Misschien nog wel teveel. De auto heeft geen meter. Controleren valt er dus weinig. Bij het station zegt de chauffeur 10$. Ik geef hem er 4 en zeg dat deze prijs is afgesproken met het hotel. Ik drink wat yoguert op het station. De trein komt van af Hanoi en is op tijd. Passagiers voor Nha Trang - Saigon mogen het perron op. Het is even zoeken naar mijn wagon. Ik wordt door een vriendelijke man geholpen. Hij pakt mijn bagage en loopt er mee naar de wagon waar ik mijn bed heb. Binnen zitten twee Vietnamezen. Ze spreken geen Anh, Engels. Dat wordt dus waarschijnlijk een rustig tochtje. De man van mijn bagage blijft nog steeds staan. Geld, dat moet hij hebben voor het verplaatsen van mijn bagage. Hoe kon ik zo stom zijn te denken dat hij dat uit vriendelijkheid zou doen. Ondertussen controleert een spoorwegman mijn kaartje dat twee keer zo veel kost als dat van mijn Vietnamese mede reizigers. De prijs voor buitenlanders is twee keer zo duur als het kaartje voor Vietnamezen. Dat geldt ook voor vliegtuigen en hotels. Niet iedereen is tevreden over die discriminatie. De Vietnamese juffrouw in mijn coupe hoest een vreselijk hoestje. Als het maar geen TBC is. Ik bied haar een Vietnamees tabletje Decolgen aan dat ik zelf ook met succes tegen mijn kuchje gebruikte. Ze zegt thank you en dat was het. De treinen in Vietnam rijden behoorlijk op schema. Deze vertrekt ook keurig op tijd. Voor de afstand van ca 400 km naar Nha Trang heeft deze trein meer dan 12 uur nodig. Gelukkig kan ik liggen, slapen, lezen. Ik ga op zoek naar een restaurant. Eerst kom ik door de afdeling zachte bedden met matrassen. Vier bedden per coupe. Daarna de harde bedden, planken met een rieten matje. Eerst vier per coupe daarna acht per coupe. Dan komt de afdeling zachte stoelen. De rest van de trein bestaat uit harde banken waar veel mensen op de grond liggen en proberen op de harde banken te slapen. Sommigen hebben hangmatten opgehangen en liggen heerlijk te dromen. Er wordt gegeten en gescheten. De hele keuken potten en pannen plus voorraad gaat mee. Veel mensen reizen van Hanoi naar Saigon en zijn dan ruim twee dagen onderweg in een trein zonder restaurant. Heel af en toe stopt de trein in een plaatsje en is er op het perron vol op gelegenheid alles te kopen en zijn er veel kooplieden die hun waren aanbieden. Op sommige stukken gaat de trein vlak langs de zee. Soms zie je de zee in de diepte liggen. Diverse tunnels zijn er door de bergen om de bergpassen voorbij te komen. Al met al komt de trein vaak niet boven de 15 kilometer per uur. In de Vietnam News krant staat een artikel dat beschrijft dat de treinen worden verbeterd. De spoorlijnen worden verbeterd en treinen kunnen in de toekomst dan wel 70 kilometer per uur halen. Er wordt eten rondgebracht. Een bak met rijst groente en een ei. Buitenlanders krijgen aardappel en een stukje vlees, water en een banaan. Ik eet alles keurig op en leg alle afval netjes bij elkaar. Ik wil het niet als iedereen gewoon maar uit het raam gooien. Na een tijdje worden de etensbakjes en het afval opgehaald. De bakjes worden keurig verzameld en bewaard. Het verdere afval word keurig door het trein personeel uit het raam gegooid. Alles gaat het raam uit. Plastic flessen, zakken, eetstokjes blikjes. Langs het spoor is het een grote vuilnisbelt. Een Vietnamees zei dat de mensen langs het spoor de spullen die uit de trein gegooid worden goed kunnen gebruiken. Dat geld waarschijnlijk niet voor de plastic zakken en plastic lappen die overal hangend in bomen en struiken en electriciteits lijnen het landschap langs het spoor opvrolijken.

S’avonds rond acht uur komt de trein eindelijk in Nha Trang aan. Ik neem een fietstaxi naar het Nha Trang Lodge. Na de gebruikelijke onderhandelingen over de vervoersprijs worden de fietsrijder en ik het eens over de prijs van 3000 Dong. Voor het stukje naar het hotel is 50 cent niet echt te veel betaald. Het is snikheet in avondlijk Nha Trang. Met mijn bagage op mijn voeten kom ik bij het hotel aan. Deze keer ga ik me te buiten. Nog nooit heb ik zo’n hoge prijs voor een kamer betaald. Het uitzicht op 8 hoog is fantastisch. Zicht op de bergen richting binnenland en de zee. Het bed is een beetje te  klein en te smal. De hele nacht ben ik krachttoeren aan het uithalen om niet uit mijn bed te vallen. De volgende ochtend na het ontbijtbuffet ga ik onmiddellijk naar de receptie om te klagen. Ik wil een tweepersoonsbed hebben. Er zijn geen tweepersoonsbedden meer zegt de receptie. Het hotel is leeg op mij en een groepje Japanners na. Maar vanavond komen er een paar andere groepen. Dan zijn er meer kamers bezet. Als de manager van het hotel hoort dat ik tot eind mei wil blijven, maar naar een ander hotel dreig te gaan, krijg ik een nog mooiere kamer met dubbel bed aangeboden voor de zelfde prijs als de vorige kamer die ik al met korting had. Tel uit je winst. CNN en airconditioning. Elektrisch bedienbare gordijnen. Lampen aan en uit te schakelen van uit je bed. Aan alle kanten kan ik uit de ramen over de baai van Nha Trang met de stranden en de eilanden kijken. S’ avonds tegen een uur of vijf zie je de prachtige donderwolken boven de omringende bergen hangen. In de bergen, niet eens ver weg,  regent het dan behoorlijk. In Nha Trang blijft het lekker droog.

Ben ik even tevreden in het Nha Trang Lodge. Vooral omdat ik met mijn credit card kan betalen en de schaderekening  pas achteraf thuis gepresenteerd krijg. Maar het ontbijt begint na twee dagen al te vervelen. Altijd hetzelfde. Thee, koffie, sinaasappelsap of melk. Stokbrood met paté of soep met sliertjes te eten met stokjes. Fruit en joggertjes. De eerste zin die de ober zegt als je s’ochtends het restaurant binnenkomt is, I want your ticket. De mensen zijn er niet erg vriendelijk. Vreselijk bang om Engels te praten en fouten te maken.

Gelukkig komt er s’avonds een bus van Kras aan. Allemaal Nederlanders. Een stuk of dertig. Met rode hoofden, klagen over het warme weer. Het eten daar zijn ze ook al zo vreselijk beroerd van geweest. En de bus, zo’n bus hebben ze nog nergens anders ter wereld gezien en ze hebben toch wat afgereisd. De bus stopte elk uur. Niet voor sanitaire stops of foto pauzes maar om de motor te laten afkoelen. De stakkers zaten dan zonder airconditie in de snik hitte. Toch zijn de meesten enthousiast over het land en de zeer vriendelijke mensen. De arme obertjes hebben hun handen vol aan het Hollandse volk. Zo uit de koude polders in de warme rijstvelden gezet, dat valt niet mee. Hollanders hebben altijd drop bij zich. Ik ben door mijn voorraad heen. Vrij snel heb ik het geregeld dat ik als zielige Hollander in den vreemde met een paar pakken drop en stroopwafels naar mijn kamer kan gaan. Kras blijft twee dagen in Nha Trang en  dan gaan ze terug naar Saigon en naar huis. Kras is weg en een dag later staat er een bus met een KLM reis Nederlanders voor de deur. Het ritueel is het zelfde. Puffende klagende witte mensen. Aan het ontbijt bleke vermoeide gezichten. Oververmoeidheid en door de hitte maag en darm problemen. Dat komt de voorraad drop van mij ten goede. De mensen van de KLM reis gaan na Nha Trang via  Hanoi terug naar Holland en willen maar al te graag hun drop en andere dingen aan mij kwijt om de koffers goed vol te kunnen krijgen met goedkope Vietnamese souvenirs.

Via het hotel regel ik een fiets. De jongen die de hoteldeuren voor de gasten openhoud geeft een schreeuw. Aan de overkant van de straat kan ik een fiets huren. Ik loop erheen. In de hitte. Als je in Nha Trang  en bijna overal in Vietnam gewoon op straat loopt komen de cyclorijders direct op je af. Lopen is erg ongezond. De cyclo moet je nemen. Je zit dan comfortabel in een stoel, de cyclist zit achter je te trappen en te kletsen. Tour door de stad. Twee uur 10$. Nee, zeg ik. Massa, door een jonge Vietnamese vrouw? Zeer jong, very good. Nee, zeg ik. Bar met mooie vrouwen? Bier? Khong co tien, zeg ik. Geen geld. Waar kom je vandaan? Trung Quock. China, zeg ik. Na hevig nadenken zeggen ze you not Trung Quock. You not same Vietnamese, you not Trung Quock. You Anh, Engeland.

Als ik Holland noem is het Ajax van Basten en Gullit. Volgens mij is Ajax club nummer 6. Van Basten voetbalt niet meer en Gullit speelt al lang niet meer voor Holland. Maar ja Ajax is en blijft nummer 1.  En Vietnam is nummer 10 zeg ik dan altijd en dat geeft grote vreugde want veel Vietnamezen hebben de pest aan hun eigen voetballers. Ze verdienen behoorlijk wat geld. Omdat ze lichamelijk niet sterk zijn kunnen ze internationaal niet erg meekomen. Voetbal is wel erg populair. Als het op TV is zijn de straten leeg. Op het strand wordt elke avond massaal zeer fanatiek gevoetbald. Overal in het land zie je gevoetbal tegen de avond.  Toen ik een keer zei dat ik Duc, Duitser was kreeg ik de weldaden van het Duitse voetbalteam te horen. Duc, number one.werd er gezegd en alle spelers werden met naam genoemd.

Van af nu is het hello Ajax, Trung Quock, als cyclorijders me zien. Gelukkig blijft het daarbij. Menig toerist wordt gek van het geachtervolg door de cyclorijders. Ze zijn zeer hardnekkig en blijven je door de hele stad volgen..

De jongen, aan de overkant van de straat, als ik die bereikt heb, verhuurt de fiets van zijn moeder voor 1 $ per dag. Hij kijkt me vol belangstelling wellustig in het kruis. Met zijn tong smakt hij nog eens langs zijn lippen. Ik krijg een uitnodiging om vanavond met hem naar het strand te gaan. Ik vraag wat we daar dan wel gaan doen. We sit and talk. Lijkt me interessant met hem. Hij spreekt niet al te best Engels. Maar hij kan wel goed met zijn kont draaien.

Eerst met de fiets maar eens naar de pagode om de zinnen te zuiveren. Ik ben op zoek naar de pagode van mijn Nha Trangse monnikje Thich. Met Tuan ben ik daar tijdens een fietstocht geweest. Nu kan ik het zelf niet meer terug vinden. Bij een theestalletje stap ik af. Er is niemand. Ik ga op het bed dat er staat liggen en val in slaap. Als ik wakker wordt zit er een meisje aan tafel huiswerk te maken. Ze is niet verbaasd dat ik er ben. Even later komen haar broers en een andere zus erbij. Broer Tuan, alle  Vietnamezen heten Tuan geloof ik. Tuan de oudste spreekt samen met zijn zusje een beetje Engels. Tuan zit op school in HCM. Het zusje zit op school in Dalat. Ze zijn thuis omdat ze een week vrij hebben in verband met 30 April bevrijdingsdag en 1 Mei dag van de Arbeid. Bingo nu ben ik dan eindelijk eens over de vloer bij rijke Vietnamezen. Kinderen die in HCM en Dalat studeren dat is niet mis dat kost een hoop geld. Elf kinderen een paar getrouwd. Een paar wonen met kinderen en al nog thuis. Thuis is een mooi oud landhuis met galerijen eromheen. Ik krijg een rondleiding door de vrij grote tuin. De eerste boom is Jackfruit. Jonger broertje krijgt de opdracht in de boom te klimmen en een grote vrucht te plukken. Jonger zusje maakt de vrucht schoon. Met palmblad word er de stroperige witte zoetigheid die aan je handen blijft kleven afgeveegd. Moeder komt erbij. Met een rode mond van het betel kauwen wordt ik begroet. Ze spreekt alleen Vietnamees. Vader werkt verder op in de tuin. Moet jij niet helpen vraag ik Tuan. Nee hoor het is vandaag holliday. Feest. Gezellig eten we met elkaar de Jackfruit op.  Dan volgt de verdere rondleiding door de tuin. Elke boom en struik heeft nu of later vruchten. Bananen, Papaja, mango, kokosnoten, koffie, thee, limonade, kinine, rubber.

Kinine en rubber zijn naar Vietnam gebracht door Dr. Yersin een Zwitser die om naar Vietnam te kunnen gaan Fransman werd. Hij stichtte in Nha Trang het Pasteur instituut waar onderzoek gedaan wordt naar tropische ziekten. Om malaria te bestrijden bracht Yersin Kinine bomen naar Vietnam. Ook de rubberbomen kwamen via hem naar Vietnam. Michelin heeft jarenlang grote rubber plantages gehad. Het personeel werd uit de bergen gehaald. Jarenlang werden de bergbewoners, de montagnards, als slaven door Michelin gebruikt. Tot er opstanden kwamen en de Fransen na jarenlange strijd het land moesten verlaten.

Dit alles was voor de tijd van Tuan. Deze Tuan is 21 jaar en geniet duidelijk van het leven bij zijn ouders en broers en zussen in de tuin. Het overtollige fruit gaat naar de markt en wordt verkocht. Jonger broertje gooit met zijn slippers een paar mango’s uit de boom. Jonger zusje maakt daar een dip sausje van pepers en veel suiker bij. Tegen vier uur gaat de familie zwemmen in de rivier. Ik moet mee. Zoet water. Misschien vies. Misschien Bilharzia. Ik twijfel. Maar het is heet. Via een prachtig strandje achter het huis kom je bij de rivier zo breed als de Rijn. Zij zwemmen er al hun hele leven en gooien er hun hele leven al alle afval in. Mankeren niets. Ik kan alleen maar allerlei beestjes via de openingen van mijn lijf binnenkrijgen die daar dan prettig gaan woekeren. Maar Bilharzia krijg je geloof ik alleen in Afrika en in stilstaand zoet water. Dit water stroomt en is lekker. Ik krijg vijf Vietnamese lijven over me heen en verdrink zowat.
Mijn pagode en mijn monnik heb ik niet gevonden.
Wel weer een ontzettend leuk stel Vietnamezen.

S’avonds loop ik van het restaurant naar mijn hotel. Een heer op stap. Alleen nog wel en lopend.  Foute boel. Omdat de cyclorijders me nog niet helemaal herkennen in het duister wordt ik nog  lastig gevallen. Fietsend heb je een stuk minder last.
Of ik een tour door de stad wil maken? Daarna volgen de lekkere jonge vrouwen, de lekkere jonge mannen het lekkere bier en de bar. Ik wil niet en ik wil ook niet gemasseerd worden. Alhoewel, na al die fietstochtjes van mij. Mijn lijf is wat stijfjes. Zal ik dan toch maar!

Twee taxigirls, zwaar opgemaakte jonge dames gekleed in Ao Dai, de Vietnamese vrouwendracht, lange broek en een soort lange jurk daar overheen met slippen links en rechts. Het staat grandioos. De een knal geel en de ander knal rood. Ze komen zittend in een cyclo voorbij. Taxigirls, de dames van de openbare werken. Hello, massa? Of ik gemasseerd wil worden. Me very good!, me suck you, very good, me very cheap. Ik loop verder en wordt het strand opgesleurd door twee andere taxigirls. You like boem boem? Me suck you, me very good. Ondertussen grijpt er een in mijn kruis en een andere hand voel ik aan mijn achterbroekzak waar mijn portemonnee zit. Ze mogen overal aanzitten, maar van mijn portemonnee moeten ze afblijven. Ik deel een klap uit waar ik zelf twee dagen last van heb en voor gemasseerd moet worden.. You no good, schreeuwen de dames en smeren hem. Daar heb ik geen last meer van. Wel krijg ik nu last van de afdeling heren. Twee alleraardigste studenten die op zwart zaad zitten. Nou ja zwart zaad is ook niet helemaal juist uitgedrukt. Ze willen ook wel wat bij verdienen. Studenten altijd zonder geld. You like boem, boem. You like me suck you, me very cheap  One Dolla.. Ik probeer nog even handel te drijven en vraag hoeveel ze me willen betalen. Dat is geloof ik niet de bedoeling want ze lopen weg. Ik loop verder langs het strand en daar is het drukker dan in de stad zelf. Om de paar meter ligt er een stelletje stevig te vrijen. Om de paar meter wordt ik lastig gevallen. Hello you. In het donker kunnen ze toch zien dat ik buitenlander ben. Ik ben langer en inmiddels dikker dan hetgeen er zoal op het strand loopt. Vietnamezen lopen niet alleen. Altijd of met zijn tweeën of in grotere hoeveelheden. Buitenlanders lopen vaak alleen en zijn dus in het donker ook makkelijker te ontdekken. Kleine kinderen lopen nieuwsgierig rond. En als ze zien wat ze denken te willen zien, hebben ze het grootste plezier..
Toch lig ik zelf lekker rustig op tijd in bed. Voor veel Vietnamezen is het al onbegrijpelijk dat je alleen op reis bent. Nog onbegrijpelijker is het dat ik alleen slaap.
De Thanh Longh, de Gekko buiten is ook al aardig bezig. Klopt het dat ik hem hoor roepen, fuck me fuck me!.

Op diverse plaatsen in het land en vooral in Nha Trang staan grote reclameborden die waarschuwen voor Sida, aids. Het ziet er naar uit dat die waarschuwingen werken. Als ik de volgende dag op het strand kom ligt het zand vol met condooms. Honderden.
Nha Trang, klein Pattaya. Het zal niet lang duren en Pattaya heeft een goede concurrent wat betreft het seks toerisme. Zo nu en dan zie je al Duitsers met Vietnamese meisjes op het strand. En Europeanen met een Vietnamees vriendje zijn ook geen zeldzaamheden meer. Als ik met mijn Vietnamese vriendjes op straat rondloop voel ik me ook al een beetje aangekeken. Een Europese man met een Aziatische vrouw. De vrouw kan alleen maar een prostituée zijn. Een Europese man met een Aziatische man is altijd van de verkeerde kant. Ik zag een Vietnamese man met een Europese vrouw en wist niet wat ik daar van moest denken. Vooral in de weekends komen er veel meisjes uit Saigon naar Nha Trang om op het strand wat bij te verdienen. Zelfs als ik op de fiets zit wordt ik regelmatig ingehaald en begeleid door dames op de brommer die gaarne wat willen bijverdienen.
Nha Trang wordt overal in Vietnam gezien als de stad met de mooiste stranden. In alle reisgidsen wordt Nha Trang opgehemeld als de beste stad aan zee om tot rust te komen. Als de stranden niet zo vuil waren en de zee niet zo smerig zou het inderdaad mooi zijn. Sinds kort worden de stranden s’morgens schoongemaakt. De zee is alleen s’ochtends vroeg schoon. Tegen de middag komt het vuil uit de bergrivieren naar beneden en zwem je tussen de plastic zakken, fruit en ander schoons. Ik ben van plan hierover een brief te schrijven aan de redactie van de Engelstalige krant Vietnam News. Een mens moet tenslotte een bezigheid hebben nietwaar.

Kritiek. Daar kunnen de Vietnamezen net als ik, niet tegen.
Een van de vragen die men ook altijd stelt is wat ik van de Vietnamezen vind. Als ik zeg dat ik nog nooit zulke aardige vriendelijke mensen heb ontmoet, stralen ze. Soms zeg ik terrible. Vietnamese people, terrible unfriendly. Khong biet zeggen ze dan. Ik begrijp het niet en ze beginnen gelijk over iets anders. Vietnamezen zijn enorm trots op alles wat maar met hun land heeft te maken en enige kritiek hoef je daarop niet te leveren.

Voor Tuan mijn fietsmaatje heb ik voor zijn zeer mooie fiets een voor- en achterband meegenomen. Die zijn in Vietnam voor zijn fiets niet te krijgen. De fiets een echte Amerikaanse mountainbike heeft hij twee jaar geleden overgenomen van een Amerikaanse die hier met de fiets kwam en de fiets bij terugkeer achterliet. Tuan is dolblij met zijn banden die ik als cadeau voor hem heb meegenomen.

Hij nodigt me uit om te gaan eten echt Vietnamees zegt hij. Ik houd mijn hart vast. Dat wordt hamburgers of hond. Nee, we gaan Nem, springrolls speciaal, eten. Nem Ninh Hoa, een specialiteit van de provincie Khanh Hoa waarin Nha Trang ligt. Het restaurant is stampvol Vietnamezen. Toeristen uit Saigon en andere streken van het land. We eten buiten en het is warm. S’avonds om 8 uur rollen de druppels nog over mijn rug.

Nem eten, dat betekend dat je in een soort plastic vel, dat noemen ze hier rijstpapier, eetbare dingen legt. Zoals groenvoer. Een stukje citroen-gras en andere grassen, paardebloem blad, mango, banaan, vlees, wortel, ui. Met eetstokjes leg je die dingen op zo’n stuk plastic. Vervolgens rol je de hele handel op in het plastic. Als een loempiaatje. Dat moet je dan opeten na het in een sausje van onbekende herkomst te hebben gedoopt. Ik drink er maar veel bier bij. Dezelfde avond na het eten met Tuan ga ik nog maar een stevige biefstuk met frieten eten in het restaurant van het Viendong hotel aan het zwembad lekker buiten, ook warm.

Mama Hahn komt eraan met een buitenlands vriendje. Berg je. Mama Hahn, gekleed in haar gevechtstenue. Spijkerbroek, witte blouse en groen hoed. Mama Hahn, Vietnamese. Volgens de verhalen verkocht Mama Hahn vroeger op het strand krab. Ze trouwde met een Amerikaan met geld. Mama Hahn ging naar de VS maar kwam spoedig met het geld en zonder de Amerikaan terug naar Vietnam. Nu organiseert ze boottochtjes. Voor 8$ ben je de hele dag onder de hoede van Mama. Door de hele stad heeft ze verkopers lopen en in alle hotels kun je boeken. S’ochtends rond acht uur wordt je afgehaald en eventueel persoonlijk uit je bed gehaald door Mama. Mama is vrij grof in de mond en spreekt zeer luid en duidelijk. Met minibusjes kom je bij het haventje alwaar de boot klaarligt. Ca 30 toeristen staan dan slaperig te kijken. Als een ieder aan boord  en de boot uit het zicht van het land is begint het feest. Keiharde goede muziek. Marihuana, bier. Zo nu en dan wordt er bij een eilandje gestopt om te zwemmen en te snorkelen. Bij een van de stops springt Mama gekleed inclusief hoed te water. Alle reddingsboeien gaan overboord. Een bar word in het water gemaakt en al gauw springen 30 buitenlanders ook overboord en liggen even later in een reddingsboei met een glaasje wijn of bier in de Chinese oceaan te dobberen. Tegen de avond gaat de tocht weer terug en gaat een ieder zijns weegs.
Mama Hanh in het redelijk bekakte nette Viendong hotel. Ruziënd komt ze aan een tafeltje aan het zwembad zitten. Ze trekt haar broek uit. Haar blouse uit en staat poedelnaakt in een prachtige bikini in het volle licht. Soepel neemt ze een duik en gaat lekker zwemmen.  De buitenlander waar ze mee aankomt krijgt een paar uitschijters en verdwijnt. Tegen de obers beklaagt ze zich dat ze nu alleen is. Met haar mobiele telefoon roept ze een paar neefjes en nichtjes op. Ik zit hier helemaal alleen zielig in het Viendong hotel. Jullie moeten direct komen ik ben zo alleen. De obers lachen zich wezenloos. Alles gaat met zeer harde stem en mevrouw Hahn heeft lak aan alles en iedereen. De familie staat zeer snel paraat en dan begint het eten. Ze heeft barbecue besteld. Een bloempot met kooltjes op tafel. Daar kun je vleesjes, garnalen of vis op roosteren. Er gaat iets mis. Het vuur wordt een beetje erg groot. Het restaurant staat al onder de rook. Mama eet lustig en gezellig door. Mama Hahn is een beroemdheid. Ze staat vermeld in alle reisgidsen. Mama Hahn is inmiddels rijk. Ze heeft huizen en hotels en is gewoon een slimme meid.

De manager van het Viendong hotel. Een grijze oudere man komt elke ochtend een glas bier drinken en verdwijnt dan weer. Hij zegt nooit iets. S’avonds zit hij met chauffeurs die gasten bij het hotel afleveren bier te hijsen en te eten. De bierflessen verdwijnen zodra de glazen ingeschonken zijn onder de tafel. Niemand mag zien dat er bier gedronken wordt en beslist niet hoeveel. Ik zit achter hun tafeltje en zie dat als de flessen leeg zijn ze direct naar de keuken worden gebracht. Ze maken plaats voor volle die weer onder de tafel verdwijnen. Ik zet mijn fles bier ook onder tafel. Een ober komt er aan en zet mijn fles weer op mijn tafel. Ik zet hem weer onder de tafel en wijs naar de flessen aan het andere tafeltje die allemaal  onder tafel verborgen zijn en vraag wat voor een leuke Vietnamese gewoonte dat is. Er wordt mij lachend uitgelegd dat het een opvoedkundige maatregel is. Jongeren kunnen dan niet zien hoeveel er gedronken is. Onzin. Zo gaat dat in Vietnam. Volgens mij willen de heren gewoon niet aan hun aanwezig klanten laten zien dat ze zich aan het bezatten zijn en zetten daarom de flessen onder tafel. Het lijkt nu alsof ze maar een enkel glaasje bier drinken. Mijn fles blijft ook onder tafel staan.

De katten die rond het zwembad lopen staan aan mijn tafeltje te miauwen. Hoe zouden ze weten dat ik de pest aan ze heb. Eerst gaat er bier over de kat. Miauw. Dan peper en zout. Miauw. Die beesten, het zijn er twee blijven zitten miauwen. Ik eet tonijn en gooi wat naar beneden. Dat gaat er wel in. Even hoor ik niets. Maar dan alweer miauw. Ik beklaag me bij de ober en zeg dat ze in de keuken die beesten beter moeten bij voeren. Mijn hele vis gaat op aan de katten. Ondertussen wordt er in het orkest dat er hedenavond is een stevige viool solo gespeeld die op katten geluid lijkt. Het restant van mijn vis gaat bijna de kant van de viool op. Elke avond is er muziek. Om de avond of als er groepen reizigers zijn wordt er Vietnamese traditionele volksmuziek gespeeld. De katten miauwen daar leuk dwars doorheen.  Als ik afgerekend heb en weg ga valt de fles bier die ik onder tafel heb gezet met veel geraas om en rolt naar het tafeltje van de manager alwaar een volle fles omvalt met veel kabaal.  Veel mensen kijken naar het tafeltje van de manager. Die vind dat  niet leuk.

Tuan moet naar het ziekenhuis. Niet van het Nem eten. Nee hij moet geopereerd worden aan zijn ‘Hoem’  Ik knik begrijpend en denk dat zoeken we vanavond op in het woordenboek. Hoem. Zijn hoem is een bobbeltje in zijn knieholte. Tuans Engels is best goed maar soms begrijpt hij mij niet. En soms begrijp ik hem niet. In Nha Trang wil hij niet naar het ziekenhuis. Saigon is beter. Tuan is verzekerd tegen ziektekosten. Zijn baas betaald wat aan ziektekosten bij. Tuan werkt sinds een paar maanden als chauffeur voor een fantastisch nieuw pas geopend hotel ressort. Ietsje buiten Nha Trang aan het strand. Hij haalt en brengt gasten van het vliegveld en van het station. Per maand verdient hij 40$ en dat is meer dan hij bij zijn vorige werkgever verdiende..
Zijn vorige baas was de verzekeraar van zijn ziektekosten. Na enig gesmoes met de verzekeraar is het snel geregeld dat hij naar Saigon kan gaan voor de operatie aan zijn hoem. In de tijd dat hij weg is mag ik zijn fiets lenen. Ik ben de koning te rijk want na alle gehuurde wrakkige Chinese fietsen heb ik nu de beschikking over zijn grandioze mooie en vooral makkelijke mountainbike met ik weet niet hoeveel versnellingen. Ik zeg tegen Tuan, blijf jij maar lekker lang in Saigon uitzieken. Hij lacht. Met de trein gaat hij naar Saigon. S’middags tegen vijf uur vertrek en de volgende morgen tegen vijf uur aankomst in Ho Chi Minh City.
Na twee dagen treinen is Tuan weer terug. Niet aan zijn hoem geopereerd. De dokter vond dat de operatie best in Nha Trang gedaan kon worden. In augustus is Tuan aan de beurt in het ziekenhuis van Nha Trang. Het bevalt hem niet erg. Liever ging hij naar Saigon.
Gelukkig mag ik voorlopig  zijn fiets blijven gebruiken. Tuan leent de fiets van zijn zusje. Zijn broer heeft een druk bezocht restaurant Sao Bien, zeester. Tuan eet daar s’ochtends, s’middags en s’avonds. Een Vietnamees die niet drie keer per dag of meer eet is ziek. Tuan woont in een klein huisje vlak bij de zee. Het huis is van zijn broer en hij hoeft geen huur te betalen.

Na tien dagen Nha Trang Lodge ga ik weer lekker naar mijn kamertje van 10$ per nacht in de Yersin straat nummer 13. Het hotel is een huis gesticht door oude soldaten. Met subsidie van de regering konden ze dit `huis` bouwen om vergaderingen te houden. Omdat de afstanden in het land zo gigantisch zijn en de reistijden erg lang is er ook de mogelijkheid voor de `congresgangers` om te overnachten. Net zoals in China hebben veel bedrijven eigen overnachtings mogelijkheden. Sinds een jaar mogen de soldaten ook, om wat geld te verdienen, aan buitenstaanders verhuren. Gelukkig ben ik de enige die deze rustige plek weet te vinden.  De receptionisten zijn tenminste vriendelijk. Een is er zelfs zo vriendelijk dat ze me na een paar dagen bekend een brief naar mij in Holland te hebben geschreven waarin ze om geld vraagt. Haar familie zit in grote problemen. No father no mother kind ziek een en al ellende. Ze schaamt zich nu de brief te hebben geschreven. De brief ligt voorzover aangekomen ongelezen in Holland. Ik maak haar duidelijk dat ik geen wandelende Vietcom bank ben en dat ik niet sta te springen om zo maar geld weg te geven omdat het niet op mijn rug groeit. Het verbaasd me dat ik dat allemaal zo makkelijk in het Engels kan zeggen. In het Vietnamees lukt me dat nog niet. Ik leer per dag drie nieuwe Vietnamese woorden en vergeet er dan weer twee en soms vier.

De receptioniste werkt 8 tot tien uur per dag. Daar krijgt ze 10.000 Vietnamese Dong voor. Dat is nog geen Dollar. Voor nog geen twee gulden is ze de hele dag aanwezig om op mij te passen. Ik ben de enige gast in haar hotel. Ik ben de enige die het hotel kon vinden. Het idee dat alle buitenlanders schatrijk zijn en een Dollarboom in de tuin hebben heeft toch wel zijn nadelen. Ik word regelmatig om geld gevraagd. Ik vraag dan maar waarom en houdt zelf mijn hand op. Op de fiets haalde een man mij in. Hij hield zijn hand op en zei, give me money. Ik zeg tegen hem, ik heb geen money en houd mijn hand op. Hij knikt vol begrip en geeft me een sigaret. Nou dat is dus al mooi binnen. Nu het geld nog. Een bedelaar op het strand met slechts een arm hield zijn ene hand op. Ik liet hem mijn vreselijke grote litteken aan de zijkant van mijn lijf zien. De man schrok bij de aanblik van die grote verwonding en zei solly. Ik heb geen last meer van hem gehad.
Er loopt ook een vrouw, dat een verschrikkelijk scharminkelig mager kind draagt, op het strand te bedelen. Voor ze gaan bedelen trekt de vrouw oude kleren aan. Het kind word toegetakeld en krijgt instructie het kopje te laten hangen en zielig te kijken. Ik was getuige van deze voorbereiding van moeder en kind. Daarna begon de bedelvoorstelling op het strand. Het kind is werkelijk wel erg mager. In veel gevallen geef ik wel wat geld. Maar voor deze show wordt het al een stuk moeilijker.
Zo ook de show van de twee broertjes. Rond de tien jaar zijn ze. Na school doen ze elke dag een rondje strand. De een doet of hij blind is en knijpt zijn ogen stevig dicht als hij bij mijn stoel aankomt. Hij wordt niet geleid door de lamme maar door zijn iets oudere broertje. Ik had ze al horen smoezen en lachen. Bij mijn stoel wordt de jongere broer plotseling vastgepakt door de oudere. Het jonkie knijpt zijn ogen dicht en ziet er erg eng blind uit. De handen gaan op en er wordt geld gevraagd. Ik zeg in het Vietnamees di Bac Ho Hanoi. Ga maar naar oom Ho in Hanoi. Oom Ho Chi Minh wordt nog steeds als een soort godheid vereerd. De kleinere blinde jongen kan zijn lachen niet inhouden en barst uit in lachen en zingt di bac Ho. Zijn ogen zijn door mijn toverspreuk spontaan genezen, Hij kijkt nu zeer donderstenerig uit zijn heldere oogjes. Na enig heen en weer gepruttel gaan ze verder. Bij de volgende stoel verderop herhaalt het spelletje zich. Ze krijgen geld. Triomfantelijk wordt er nog even in mijn richting gekeken en met het geld gezwaaid. Op naar het volgende slachtoffer. Voor de jongetjes doet het er niet toe of het buitenlanders dan wel Vietnamezen zijn als het spel maar geld opbrengt.
Ook is er een vrouw die niet kan lopen. Op haar knieën schuifelt ze over het strand. Ik wil haar geld geven maar dat accepteert ze niet. Ze verkoopt postkaarten. Daar heb ik al kasten vol van, zeg ik tegen haar. Postkaarten heb ik niet nodig. Geen probleem. Lachend vertrekt ze en kruipt naar de volgende klant. Als je arriveert op het strand word je overvallen door verkoopsters die kaarten of fruit of vis of garnalen of krab aan je kwijt willen. Als je niet koopt verdwijnen ze. Maar regelmatig komen ze toch weer langs om te kijken of je inmiddels al honger hebt gekregen. Zo nu en dan neem ik muc. Dat is gedroogde inktvis. De muc wordt eerst even geroosterd op een vuurtje. Dan word er hard op geslagen met een stuk hout. Eten met rode pepersaus. Erg lekker. Tegen de avond krijgen de verkoopsters het druk op het strand. Er wordt veel krab gegeten en kreeft en allerlei schelpdieren. Kinderen met een legitimatiebewijs om hun nek waarop staat dat ze geen vader en moeder hebben en zielig zijn, verkopen kauwgom of pinda’s. Een bedelaar maakt het helemaal te bont. Tijdens het bedelen gaat plotseling zijn mobiele telefoon af en volgt er een gesprek over de hoogte van zijn aandelen. Van lezen komt niet veel telkens word ik gestoord. Ik hoop wel dat dikke boek dat ik meegenomen heb uit te krijgen en te kunnen achterlaten.
Donderdag 15 mei ben ik s’ochtends na het ontbijt weer naar bed gegaan. Het was erg warm. Ik voelde me ziek zwak en misselijk. Daarna van het de hele dag in bed liggen krijg ik pijn in mijn rug. Tegen de avond ga ik aan het strand een glas suikerriet sap drinken. Daarna rijd ik langs het postkantoor en gelukkig ligt daar een brief. Mijn hele dag is nu weer goed.
De  laatste brief naar Nha Trang verzonden 29 april is in Nha Trang aangekomen op 14 mei. Waarschijnlijk door de feestdagen in Nederland heeft de brief er lang over gedaan.

De twintigste mei ga ik per busje of per trein naar

Saigon.

Als ik met de trein ga kom ik s’ochtends zeer vroeg in Saigon aan. Ik denk dat ik dan direct door ga met de boot naar Vung Tau. Drie dagen voor mijn vertrek naar A’dam ga ik dan  terug naar Saigon. Als deze brief in Bunnik aankomt heeft het dus geen zin meer om naar Nha Trang te schrijven. In Saigon ligt waarschijnlijk nog een brief.

Thinh, komt s’ochtends even langs om me instructies voor de dag te geven. S’avonds komt hij ook even kijken of ik nog leef. Hij is erg hard aan het studeren voor het examen van iets managements achtigs. Zoals vele Vietnamese studenten is hij zeer serieus wat zijn studie betreft en hij is er trots op te kunnen melden dat hij de nummer een van de klas is. Hij zit in een klas met ouderen die een baan hebben als manager bij een bedrijf. Er zitten grote stommerds bij zegt Thinh. Maar ze rijden wel allemaal op een Honda motor, Dream. De Dream voor Thinh is een nachtmerrie voor hem aan het worden. Tegen zijn vriendin heeft hij gezegd dat hij meer van zijn Honda houdt dan van haar.

under construction




Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!