My Travels in South East Asia
Hue
Hue
woensdag 9 april 1997. Met het vliegtuig vanochtend om 11 uur uit Hanoi vertrokken.
Een uur later ben ik in Hue
The most beautiful city in Vietnam, Hué was the country's capital from 1802 to 1945, and has long been a major cultural, religious and educational centre.
In 1636, Lord Nguyen Phuc Lan was the first to mark the establishment and development of a cultural capital for the nation of Dai Viet by choosing Kim Long (West of Hue City) as the capital of the South. Through the historical upheavals of the 9 Lords and 13 Kings of the Nguyen dynasty, the unproductive area of Chau O - Chau Ly had experienced significant development from Phu Xuan - Thuan Hoa City, Imperial Capital (1802) into a place attracting various human and material resources as well as intellectuals from all over the country, and nowadays it is the cultural, tourist, educational, training, and scientific research centre of Vietnam. Hue's complex of historical vestiges was recognised as a "World Cultural Heritage" by UNESCO (12/1993).
The remains of the huge, moated Citadel, constructed by the Emperor Gia Long from 1804, contain many interesting sights, such as the Nine Holy Cannons,
the Imperial Enclosure, the Palace of Supreme Harmony and the Halls of the Mandarins. Sadly, the intriguing Purple Forbidden City was largely destroyed during the Vietnam War. About 15km (9mi) south of Hué are the Royal
Tombs. Hué has many other places of religious and dynastic importance,and some good museums.
If you want to get out of the city for a swim, head 13km north-east to Thuan An Beach, where there's a lagoon, a hotel and the possibility of sampan trips up the Perfume River. Vehicles from Hué's Dong Ba bus station run here.
There's a range of accommodation in Hué to suit most budgets, and some good restaurants. Hué has a long tradition of vegetarian food, which
is prepared at pagodas for the monks. Stalls in the markets serve vegetarian food on the 1st and the 15th days of the lunar month, and there are several restaurants serving it all the time.
Hué is about 700kmfrom Hanoi and 1100km from Ho
Chi Minh City. The Reunification Express train running between those cities
stops here, and there are frequent flights and buses to both cities.
De trein doet over de 688 km ca 12 uur. Het prijsverschil is niet groot en na de
drukte van Hanoi is rust geboden in Hue.
Oorspronkelijk had ik een middagvlucht geboekt. Betaald met mijn creditcard. Dat is toch wel handig, zo’n creditcard. Je hoeft niet telkens naar een bank
te lopen en hebt toch geld op zak om zulke zaken te betalen. De afschrijving via de giro vind dan een maand later plaats. En maar hopen dat ze heel
wat keren vergeten van mijn rekening af te schrijven.
In het hotel in Hanoi kwam de beeldschone Engels sprekende in Ao Dai geklede receptioniste melden dat de vlucht was afgebeld. Wel was er een vlucht
naar Danang. De vlucht naar Hue zou een dag later zijn. S’ochtends wordt
ik om 9 uur gebeld met de mededeling dat het vliegtuig om 11 uur vertrekt
naar Hue. Snel pakken betalen en wegwezen. Op het vliegveld wordt ik na
ingecheckt te hebben lastig gevallen door een vent die mij in zijn hotel
in Hue wil hebben. Hij prijst het hotel de hemel in. Alles wat ik wens
kan ik krijgen. Mooie foto’s laat hij zien. Maar de man staat me niet aan.
Hij zegt dat er al twee toeristen van deze vlucht naar zijn hotel komen.
Ik wil niet tussen de toeristen zitten, zeg ik. De man kijkt me verbijsterd
aan. Daar heb ik geen last meer van.
Aankomst in Hue een uur later. Een groep Fransen en een groep Duitsers maken kabaal over de wijze waarop hun bagage word aangeleverd. Een groep oudere Amerikaanse
dames keuvelt er lustig op los. Ze hebben allemaal een rieten vogelkooitje
bij zich.
De groepen worden met hun eigen bussen afgehaald. Ik dus niet. Maar de Airport bus
biedt een tochtje naar de stad aan voor 1$. De bus rijdt echter niet tot
aan het hotelletje dat ik heb uitgekozen. Ik krijg behoorlijk mot met de jongeheer van Vietnam Airlines die me beslist in het door hem aanbevolen hotel wil hebben.
Het hotel van mij is niks. Dat zal ik dus wel mooi zelf bepalen. En niet zo’n rot Vietnamees joch dat natuurlijk geld krijgt voor iedere klant die hij bij zijn hotel aflevert. Ik wordt mooi niet bij
mijn hotel afgezet. Van een vorige keer herinner ik me dat de passagiers bij het hotel van hun keuze werden afgeleverd. Dat is echter verandert.
Je word nu afgezet bij een hotel en wil je daar niet zijn dan moet je met taxi of cyclo verder. Ik neem een cyclo. De prijs is eerst 15 Dollar. Ik
loop weg en roep een taxi. De prijs word dan 10 Dollar. Ik loop weg
en de prijs wordt 5 Dollar. Ik loop weg en.. uiteindelijk wordt het 5000
Dong. Dat is nog 2000 Dong meer dan een Vietnamees zou betalen. Dat gesjacher
met de prijzen vind ik eigenlijk erg vervelend. Je kunt nooit eens domweg
de prijs betalen die er gevraagd wordt. Altijd moet je oppassen. En dan
nog word je belazerd waar je bij staat.
Very far, zegt de cyclo rijder hijgend in mijn oor. Not far, zeg ik. Op een heuvel maakt hij theater. Very high, zegt hij. Where high, vraag ik. Where are
you from, vraagt hij. Trung Quock, China, zeg ik. Volgens mij is hij nu
beledigd. Discussie gesloten. Hoe zou hij nu weten dat ik niet uit China
kom.
Ik heb een grandioos leuk guest house gevonden. Ik krijg een leuke
rustige kamer. Buiten kraaien de hanen. Ik ben de enige gast in een lekker
rustig huis. Helemaal nieuw. Leuke mensen. Ze spreken geen Engels. Dat
is wel zo makkelijk. Ik word verwend ze zijn duidelijk dolblij dat ze een
gast hebben. En wel zo’n keurige jongen. Ik krijg T.V. op mijn kamer. De
fiets van de dochter mag ik gebruiken en wordt keurig nagekeken en schoongemaakt.
S’ochtends komt opa met koffie aan de deur. Op het dakterras met uitzicht
over de bergen in de omgeving kan ik heerlijk alleen gaan computeren alleen
is het daar te warm. Als het niet gaat regenen, Hue is de natste
streek van het land, blijf ik even hier van de rust genieten.
Hue, de vroegere keizersstad aan de Parfum rivier, is een van de belangrijkste toeristische bestemmingen in Vietnam. De belangrijkste bezienswaardigheden zijn de Citadel en de Keizerlijke stad, de Thien Mu tempel en de keizerlijke mausolea, vooral die van Tu Duc, Minh Mang en Khai Dinh.
Hue, wordt in tweeën gedeeld door de Parfum rivier, de Song Huong of Huong Giang. Aan de noordkant is de Citadel. Daarbinnen is de Keizerlijke Stad en daar weer binnen is de Verboden Stad, het keizerlijk paleis. Sinds de verwoestingen van de Amerikanen in 1968 zijn grote delen binnen de Citadel landbouwgrond. De Parfum rivier wordt overbrugd door twee bruggen. De beroemdste is de Trang Tien brug. De bruggen leiden naar wat vroeger de Europese stad was met universiteiten waar beroemdheden als Ho Chi Minh studeerden.
De Citadel bevindt zich in de verboden stad en daarin ligt de Purperen Verboden
Stad. De Citadel is aangelegd rond 1800. Muren en grachten met wachttorens
en toegangspoorten zijn 10 km lang.
Van de Keizerlijke Stad is niet veel bewaard gebleven. Hoewel de stad niet kan tippen aan de rijkdom, grootte en weelde van de Verboden Stad in Beijing. De Keizerlijke stad heeft ook grote muren. De daken zijn bedekt met dakpannen in de gele keizerlijke kleuren. Er zijn diverse binnenplaatsen met tuinen. Met geld van de Unesco wordt er druk gerenoveerd. Elk jaar is er een ander deel van de stad aan de beurt. Net als in Beijing zijn er toegangspoorten met drie grote deuren. Alleen de keizer mocht door de middelste deur. Het voetvolk moest gebruik maken van de zijdeuren.
Naast de Citadel en de Verboden Stad zijn er de grote praalgraven van de vroegere keizers te bekijken. Er zijn veel tempels.
De belangrijkste is de Thien Mu tempel. Uit deze tempel kwam de monnik die zichzelf ten tijde van de oorlog met de V.S. in Saigon verbrandde.
Mijn eerste tocht op de fiets is natuurlijk naar het postkantoor. Het is heet. In het postkantoor bij de afdeling Poste restante twee brieven. Een van mijzelf met kopie paspoort en wat andere gegevens. En een brief van moesje. Weliswaar van vorig jaar moes. Een hartstikke leuke brief. Met knipsels van de overstromingen in China vorig jaar. En natuurlijk de informatie over het thuisfront. Dat het een jaar oude informatie is maakt niet eens uit. Alleen zal ik waarschijnlijk wel de brief die je nu naar Hue stuurt missen. Ik zal Tuan of Quock vragen zo nu en dan te kijken of er een is. Ze moeten hem dan naar Nha Trang doorsturen. Tussen de stapel poste restante zaten veel brieven van vorig jaar. Ook veel van Nederlanders. Met mijn brieven rijd ik naar de citadel. Daar is een restaurantje op een binnenplaats. Onder de bomen zit je heel erg lekker rustig. Ze hebben daar speciale gerechten uit Hue. Ik neem bier en biefstukjes gewikkeld in mint. En lees mijn brief. Het is warm. Het is weer even wennen aan de hitte. Ik trek mijn blouse uit en zit in het T-shirt dat ik van Luo op het eiland Hainan moest kopen. Naast me zit een Oost Duitser met zijn Vietnamese vriendje. We raken in gesprek. De Vietnamees is naar Oost Duitsland gestuurd. Toen ze hem niet meer nodig hadden kon hij vertrekken. Hij is gebleven en aan een Oost Duitser blijven hangen. Die Vietnamezen zijn toch wel erg praktisch. Ik wordt uitgenodigd s’avonds te komen eten.
S’avonds aan de oever van de Song Huong, de Parfum rivier zijn er veel koffiestalletjes.
Dat wil zeggen er worden stoelen en tafels neergezet. En vooral luidsprekers.
De luidsprekers spreken echt luid en zeer duidelijk. Je kunt kiezen uit
Vietnamees of Engels. Meestal hoor je allebei tegelijk. Als je het geluid
van de keiharde muziek wegdenkt, zit je hier heerlijk.
De ijskoffie is precies zoals ik hem lekker vind. Je krijgt er altijd een potje thee bij. De rivier stroomt traag onder de beroemde brug door naar de zee verderop. De brug werd in de laatste oorlog vaak gebombardeerd en telkens weer opgebouwd. Sinds een paar jaar is de brug weer in de oude Franse glorie hersteld. De bootjes van de vissers komen af en aan. Zo ook de bedelaartjes. Eentje, een joch van denk ik 11 jaar heeft een mapje met slechte tekeningen met afbeeldingen van Hue. One Dolla! Zulke slechte tekeningen kan ik zelf ook wel maken. Khong mua. Ik koop niet. Inmiddels komt de boeman van het café met een stok de kinderen wegjagen. Hij gaat ruim achter me zitten. Ik heb geen last meer.
Twee dochtertjes
van de café baas plunderen een Hibiscus struik. Ze plukken de bloemen eruit. Trekken de bloemen van hun kelkjes en knijpen dan de nectar uit en laten dat in de kelkjes lopen. Slurpen maar. Heerlijk.
Met de kamperfoelie die bij Opa’s loggia groeide deden wij vroeger hetzelfde. Ik denk niet dat Opa het leuk van die bandieten uit Utrecht vond dat we zijn planten zo sloopten. Maar hij heeft er toch mooi nooit wat van gezegd. Misschien wel tegen Oma?
Als ik in het donker naar huis terug fiets zie ik een joch van een jaar of tien met een grote haak in een vuilnisbelt harken. Op zoek naar wat eetbaars. Toch is zo te zien de levensomstandigheid van een boel Vietnamezen behoorlijk verbeterd. Huizen worden geverfd en opgeknapt. De steden gaan er weer een beetje uitzien zoals vroeger toen de Franse kolonialen de boel in de verf hielden. In Hanoi zijn winkels van Pierre Cardin en andere dure jongens gekomen. Ze zitten allemaal in keurige gerenoveerde winkels.
Zaterdag maak ik een boottocht over de Parfum rivier. Ik wordt afgehaald door een brommer rijder die me naar de rivier brengt. In de boot, een lange met
een dakje staan plastic stoeltjes en er zitten al een Duits meisje dat
in Australië woont en haar vriend Italiaan die ook in Australië woont. Daarna komen nog twee blonde Deense meisjes en een ouder heer.
Een Zwitser die in Aargau woont. Hij is typograaf en werkt zo nu en dan tot het geld er weer is om op reis te gaan. Hij heeft zo’n 80 landen bezocht.
Het is een gezellig mannetje. Z’on type van de poppetjes met stekelhaartjes.
We bezoeken de Tien Mu Pagode en tombes van Minh Mang, Tu Duc en Khai Dinh.
Allemaal keizers van Vietnam die grote praalgraven voor zich zelf lieten
bouwen. S’middags eten aan boord. Tegen het einde van de dag begint het
te regenen. Als het begint te regenen vertrek ik naar het zuiden, had ik
mezelf voorgenomen. Ik koop een buskaartje naar Danang. De volgende ochtend
na de koffie betaal ik het hotel. Krijg een cadeautje van de hotelliere,
een lelijke gelakte doos met de naam van het hotel er op. En diverse visitekaartjes
met de naam van het hotel om maar aan iedereen te geven die ik tegen kom.
Bij de prachtige Lagune van Lanco is de stopplaats. Er wordt gegeten en gedronken. De juffrouw van de bediening die vele talen spreekt kent me nog en vliegt me om de nek en komt gezellig bij me zitten. Intussen is ze getrouwt met een Nederander en zijn mijn kansen voorbij.Ik moet overstappen in een minibusje. Op de Hai Van pas, de wolkenpas stapt mijn buurman uit. Als je uit de auto stapt wordt je belaagd door verkopers. Ik blijf zitten. Mijn Vietnamese bus buurman komt even later terug en geeft me een gekocht setje ansichtkaarten cadeau. De bus brengt me in Danang naar het hotel My Ke, aan het China beach.
Danang,
de Fransen noemden het Tourane zondag 13 april 1997. S’ochtends loop
ik in de brandende zon langs het strand een stuk richting China beach.
Zo noemden de VS soldaten dit strand waar ze in de oorlog kwamen zwemmen.
Inmiddels is er een prachtig luxueus 5 sterren hotel gekomen. Prachtige
terrassen met ventilatoren aan de plafonds want het is er heel erg warm.
Tuinen met de prachtigste tropische bloemen planten en bomen. Mooie zwembaden.
Er zijn nog maar weinig gasten. Nog niet alles is afgebouwd. Een kamer
kost in de aanloop periode die tot 30 mei duurt $98. Nog vrij duur maar
je hebt dan wel drie telefoons op je kamertje. Voorlopig neem ik er alleen
maar een kopje koffie. De massa obers en het personeel lopen in een soort
uniform rond. Witte broek en gekleurd hemd. Erg on-Vietnamees. Ze zijn
allemaal erg vriendelijk en geselecteerd op het spreken van Engels. Een
van de obers heeft 6 jaar in een kamp in Hong Kong gezeten. Werken mocht
daar niet. Begin dit jaar werd hij door Hong Kong terug naar Vietnam gestuurd.
Binnen twee weken had hij de baan als ober in dit duurste hotel van Vietnam.
De ober droomt van een eigen winkeltje.
To Nha Trang