In 1991 heeft de stad Winschoten officieel haar 600-jarig bestaan gevierd. De opmerkelijke ontwikkeling door de eeuwen heen is te danken aan de gunstige ligging aan het riviertje de Rensel, dat de belangrijke handelsweg tussen de steden Groningen en Münster kruiste.
Middeleeuwen
Reeds in de Middeleeuwen was
Winschoten, temidden van onbegaanbare venen en moerassen, een pleisterplaats
voor de reizigers, met wie de plaatselijke bevolking handel ging drijven.
Strategisch werd Winschoten van belang in de Tachtigjarige Oorlog, met het
gevolg dat Winschoten - 'eene vrijeheit, die grootheidshalve naar een stad
gelijkt'- een vesting werd.
Franse tijd
In de Franse tijd kreeg Winschoten
bestuurlijk een geweldige impuls, toen de stad werd aangewezen als standplaats
voor de rechtbank, het kantongerecht, de belastingkantoren en de kantoren voor
hypotheken en registratie (kadaster). In 1825 ontving Winschoten de erkenning
van 'Stad' onder het bewind van Koning Willem I. Vooral op initiatief van
intellectuele nieuwkomers als rechters, griffiers en belastinginspecteurs kwam
Winschoten reeds in 1832 een gymnasium tot stand.
Centrum groothandel en industrie
Het ontstaan
van deze en andere onderwijsinstituten, alsmede de ontwikkeling van de
vervoersmogelijkheden en de technische vooruitgang in het algemeen, droegen bij
tot een grote bloei aan het eind van de vorige eeuw. Winschoten kwam toen ook
sterk opzetten als centrum voor de groothandel en industrie.
Grote welstand
De landbouwers in het Oldambt,
de graanschuur van Oost-Groningen, kwamen tot grote welstand en zij etaleerden
hun rijkdom o.a. door de bouw van kapitale renteniersbehuizingen in Winschoten.
Het sociëteits- en culturele leven bloeiden er als nooit tevoren, vooral dankzij
de nu nog steeds bestaande sociëteit 'De Harmonie' (opgericht 1809).
'Tellerlikkers'
Uit deze tijd stamt ook de
spottende bijnaam voor de Winschoters: 'tellerlikker', bordenlikker. Het gebruik
van tafelserviezen was namelijk nog niet algemeen ingeburgerd, en zeker niet op
het platteland, waar de families nog gezamenlijk uit één pot aten. In Winschoten
deed, volgens de overlevering, het bord eerder zijn entree op de tafels en dat
moderne gedoe wekte de spotlust op van de plattelanders. Al snel noemden zij de
Winschoters dan ook 'tellerlikkers'. Sinds mei 1975 staat op het plein voor het
Cultureel Centrum 'De Klinker' een bronzen kunstwerk als symbool voor deze
bijnaam. Het Tellerlikkerbeeld werd vervaardigd door Marijke
Ravenswaay-Deege.
Joodse gemeenschap
Tot de Tweede Wereldoorlog
behoorde een niet onaanzienlijk deel van de middenstanders tot de Joodse
gemeenschap. Met name de Joodse neringdoenden gaven de binnenstad een Jordaans
karakter. Slechts een enkeling, van de tijdens de Tweede Wereldoorlog
weggevoerde 500 Joden, heeft de Duitse vernietigingskampen overleefd. Een
monument op de Joodse begraafplaats herinnert aan hun deportatie. In oktober
1992 is aan de muur van het NS-gebouw een gedenkplaat aangebracht ter
herinnering aan de deportatie per spoor - 50 jaar geleden - van de bijna 500
Winschoter Joden naar het doorgangskamp in Westerbork. De belangrijke rol die de
Joden op alle terreinen in Winschoten hebben gespeeld, komt op diverse wijze tot
uitdrukking in de stad. Op het plein voor de (voormalige) synagoge aan de
Bosstraat is het kunstwerk 'de Klaagmuur' te zien, een ontwerp van Marijke
Ravenswaay. Dit bronzen beeldhouwwerk - in reliëf -, dat de klaagmuur in
Jeruzalem voorstelt, is geschonken door inwoners van Winschoten ter na
gedachtenis van de toenmalige Joodse gemeente in Winschoten.