Site hosted by Angelfire.com: Build your free website today!
De electronische blokfluit

INTERVIEW MET MICHAEL BARKER


Dirkjan Horringa


Back to Nuovo NieuwsNuovo Nieuws
Back to Flauto NuovoFlauto Nuovo



De combinatie blokfluit en synthesizers klinkt als een vloek. Want wat is natuurlijker en simpeler dan een blokfluit, en wat abstracter en 'tegennatuurlijker' dan muziek die met electronica wordt voortgebracht? Toch experimenteert Michael Barker, docent aan het conservatorium in Den Haag, met deze schijnbaar tegenstrijdige combinatie, en bereikt daar spannende resultaten mee. Resultaten die zelfs aanleiding geven tot bespiegelingen over het componeren in de 21e eeuw: hebben componisten dan nog wel bestaansrecht?


Blokfluit is het akoestische instrument bij uitstek. De grote revival van de blokfluit in de jaren zestig en zeventig was grotendeels het gevolg van het 'simpele' en 'natuurlijke' karakter van het instrument: helemaal van hout, geen kleppen en andere machine-achtigc onderdelen. Inmiddels is de wereld veranderd. Er worden andere prioriteiten gesteld. Alleen maar simpel en natuurlijk is niet spannend genoeg meer en wordt op de lange duur saai en vervelend. Die trend is duidelijk te zien bij beroepsblokfluitisten, die massaal de neiging hebben er een ander instrument met meer 'power' bij te gaan spelen. Sommigen blijven dichtbij huis en gaan over op barokhobo of -fagot, anderen wijken uit naar de blokfluit van deze tijd: de saxofoon. Maar er zijn ook blokfluitisten die experimenteren met nieuwe mogelijkheden voor hun instrument. De blokfluit heeft een vrij uitgebreid hedendaags repertoire, wat te danken is aan de experimenteerdrang van mensen als Frans Brüggen, Walter van Hauwe en Saskia Coolen~ Een wel heel onconventionele figuur in dit experimenteren is Michael Barker. Deze in Nederland woonachtige Amerikaan heeft de midified blockflute, oftewel een blokfluit waarmee hij electronische klankbronnen kan aansturen en beïnvloeden via de computercode MIDI, ontwikkeld. Oorspronkelijk speelde hij, als zoveel jonge Amerikanen, trompet in een High School Band en basgitaar in bandjes. Hij ging schoolmuziek en trompet studeren aan het conservatorium, een studie die hij verruilde voor muziekwetenschap aan de Eastman School in Rochester. Doordat hij gevraagd werd om zink en blokfluit te spelen in het Collegium Musicum van deze school werd hij gegrepen door de oude muziek. Contact met Frans Brüggen bracht hem ertoe om in Nederland blokfluit te gaan studeren. In 1978 werd hij benoemd tot hoofdvakdocent blokfluit aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.


Op dit moment houd je je vooral bezig met hedendaagse muziek. Wat bracht je ertoe om je hierop toe te leggen?
Ik heb hier zo'n acht jaar rondgelopen met de vraag: 'wat kan nu mijn specifieke bijdrage zijn aan de muziek?' Ik heb uiteraard hard gewerkt om het 'oude' repertoire te beheersen, maar vooral gezocht naar één of andere contributie die ik zelf kon maken. In die achtjaar heb ik gezien dat er een enorme angst heerst voor hedendaagse muziek in het algemeen en in het bijzonder voor het hedendaagse blokfluitrepertoire. Ik ben me daar steeds meer in gaan verdiepen en van het één kwam het ander:
ik heb een confrontatie kunnen hebben met Karl-Heinz Stockhausen, die van tamelijk grote betekenis voor me was. Vanaf 1985 heb ik me eigenlijk helemaal toegelegd op hedendaagse muziek. Het bleek, wat mijn eigen verhouding met muziek betreft, een zee van mogelijkheden te zijn. In die zee wilde ik wel zwemmen, een eigen taal zoeken. Door mijn opleiding wist ik wel dat ik aan de academische voorwaarden voldeed om muzikaal genoemd te kunnen worden, maar het is iets totaal anders om te kunnen zeggen 'ik spreek mijn eigen muzikale taal'. Tot dat moment had ik een aantal muzikale talen geleerd, maar ik heb altijd het gevoel gehad dat er ook iets anders was, iets 'vat dan natuurlijk vanuit de andere talen stylistisch afgekeurd zou worden maar wat toch wel iets te betekenen heeft. Een paar jaar geleden hadden we bij een 'vorkshop in Den Haag Frans Brüggen als gast. Hij zei toen, gewoon als losse opmerking: 'Eigenlijk is het zo: de muziek die je het beste speelt, dat is toch altijd je eigen muziek'. In veel culturen is dat ook nog zo: een instrumentalist componeert zijn eigen muziek. Deze opmerking heeft me enorm aan het denken gezet. Al met al heeft de belangstelling voor hedendaagse muziek en het zoeken naar een eigen taal me een ander soort verhouding met het instrument gegeven, het leidt tot andere eisen, andere dromen en andere wegen. Als je gemerkt hebt dat er dingen in je muzikale zelf zijn die niet kunnen in de muzikale talen die je tot dan toe kent, moet je je toch afvragen: 'is dat onzin of wartaal die ik maak, of hoort het gewoon bij iets anders, iets wat ik op een andere manier moet ontwikkelen?' Ik geloof er zeer sterk in dat dat laatste het geval is. Ik probeer ook zo diepgaand mogelijk met mijn studenten te werken aan 'muzikale formulering' van hun eigen taal. Ieder mens die van muziek houdt is in feite muzikaal en heeft potentieel ook iets met muziek te zeggen. Het blijft een kwestie van formulering. Je zou kunnen zeggen dat het enige verschil tussen een muziekliefhebber en een groot solist is gelegen in het enorme talent van 'muzikaal formuleren' binnen een bepaald idioom van de laatste. Misschien bieden de nieuwe media ons op den duurde kans dat ieder zijn eigen muzikale idioom kan ontwikkelen. Maar momenteel ben ik vooral gefascineerd door de puur menselijke kant van het idee datje een nieuwe taal kunt ontwikkelen, uitgaande van en in verhouding met een bestaand instrumentaal idioom. Ik denk dat we nog lang niet klaar zijn met de blokfluit, niet in bouwtechnisch-akoestische zin, niet in de zin van nieuwe composities, maar vooral nog lang niet in de zin van hoe kan men het spelen, op hoeveel manieren kun je spelen zodat het een muzikale boodschap heeft.

Walter van Hauwe heeft eens een keer gezegd dat het kenmerkende van de blokfluit is dat het zo'n snelle 'attack' heeft, je blaast en piep! daar is het geluid. Is dat ook één van de gegevens waar jij van uitgaat?
Ik ben het helemaal eens met Walter. Het feit dat de blokfluit zo snel is heeft te maken met het 'embouchure4oze' karakter van het instrument. De klank zit zo waanzinnig vast aan de luchtstroom, en daarmee aan het hele leven van de mens, zou je kunnen zeggen. Een goed instrument reageert op alles wat je doet, ook op de fouten. Bij embouchure-instrumenten zijn in de loop van de tijd vrij sterke regels ontstaan over wat kan en wat niet, in termen van 'dit is klarinettistisch en dit is het niet'. Bij de blokfluit is dat minder het geval, alles watje ermee doet vindt zijn oorsprong in je eigen muzikale voorstelling.

Hoe ben je ertoe gekomen om electronica daarbij te betrekken?
Ik heb altijd al een hevige interesse gehad voor de nieuwe media, zoals electronische klankbronnen~ En het is een feit dat de blokfluit ten opzichte van de rest van het hedendaagse instrumentarium een beetje achterop loopt, bouwtechnisch gesproken. Aansluiting met de nieuwe media bestond tot voor kort al helemaal niet. Dat geldt natuurlijk eigenlijk voor alle traditionele instrumenten, met enkele uitzonderingen. Dat aansluiten op de nieuwe media kan op verschillende manieren. Het meest interessant vind ik de verbindingen of 'interfaces' die het traditionele instrument niet veranderen, maar 'verlengen' met nieuwe mogelijkheden. Je hebt een 'interface' nodig waarbij je traditionele techniek nog iets betekent, zodat de electronica niet alleen een trukendoos wordt die je aan je instrument hangt, of een kerstboom met te veel ballen zodat je niet meer ziet dat het eigenlijk een plant is. Die fout wordt veel gemaakt; het is geen kunst om met een of twee synthesizers en een klein apparaatje dat een microfoonsignaal in MIDI omzet de meest afschuwelijke herrie te produceren en dat dan ook nog muziek te noemen. Complexiteit is absoluut geen kunst meer. Voor mij was het interessant een koppeling te vinden tussen de blokfluit en die nieuwe media waarbij de speeleigenschappen van de blokfluit bewaard bleven. Het moet werkelijk een verlengstuk zijn van je muzikaliteit en je speelidioom, en geen muzikaal waterhoofd. Daar is de midfiied blockflute uit voortgekomen. Dat is in de eerste én de laatste plaats gewoon een blokfluit. Ik pas dat ook in mijn stukken meestal toe' door volledig akoestisch te beginnen en vaak ook te eindigen. Ook de geluiden die ik electronisch gebruik, zijn in de eerste plaats meestal zelfgemaakt, maar het leeuwendeel komt bovendien ook van de fluit zelf Door opnames van fluitklanken te bewerken kunnen er totaal nieuwe, boeiende klanken ontstaan.
Er zijn wel eerder experimenten met electronisch bewerken van de blokfluitklank geweest, maar het is allemaal met kleine instrumenten gedaan. Dit instrument heeft niet alleen maar meer 'vlees' maar het hele spectrum van de klank dat ermee bereikt kan worden is eigenlijk veel breder en interessanter. De grotere fluiten bieden ons de meeste nieuwe, tot dusverre onbenutte, mogelijkheden. Het is vergelijkbaar met de enorme uitbreiding van de mogelijkheden van de basklarinet door Harry Sparnaay: ongeveer acht octaven omvang en enorm veel mogelijkheden voor 'multiphonics' (twee of meer tonen tegelijk spelen). In die lange buizen ontstaan alleen al akoestisch de meest frappante dingen, van een complexiteit die boven de ruimtevaart uitstijgt. Ik ben naar twee onderzoeksinstituten geweest, het Laboratorium voor Aero- en Hydrodynamica in Delft en de Technische Universiteit in Eindhoven. Die mensen hebben problemen met stromingen in 10.000 km lange oliepijpleidingen opgelost, maar aan de luchtstromingen in een blokfluitwindkanaal wagen zij zich zelfs niet omdat het te complex is. Er zijn ongeveer 200 studies over de akoestiek en de aerodynamica van de blokfluit verschenen. De meeste gaan over de sopraan- of altblokfluit en komen niet verder dan foto's van de luchtstromen met behulp van kurkvijlsel of rook. Een echte studie met behulp van een computermodel bestaat nog niet, en zou trouwens ook jaren en miljoenen kosten. Kortom, we sturen mensen naar de maan, maar van dit instrument dat er al zo'n duizend jaar is weten we nog maar heel weinig. Padre Bartolomeo Bismantova zei al in 1677 'zo bekend is de blokfluit, zo weinig bekend is zijn werking'.
Mijn vermoeden was dus dat er akoestisch het meest te doen was met een lage blokfluit, een lange buis. Ik heb eerst geëxperimenteerd meteen gewone basblokfluit, maar daarmee bleek ik nog lang niet aan het plafond te zijn.

Dit instrument lijkt met zijn vierkante buizen uiterlijk weinig' op een blokfluit. Wat is dit voor een instrument?
Dit is een contrabasblokfluit, ontworpen en gebouwd door Herbert Paetzold. Het is ontworpen met een heel ander oogmerk dan waar ik het nu voor gebruik. Herbert had de muziekschoolpraktijk in Duitsland voor ogen, waar ze enorm veel en enorm grote blokfluitkoren hebben die het altijd zonder een achtvoets bas moesten doen. Of er was geen geschikt instrument aanwezig, of dat instrument kon allen maar door orang-oetans bespeeld worden qua afstand tussen de gaten en zo. Dus heeft hij, met als uitgangspunt de oude vierkante houten orgelpijpen, instrumenten ontwikkeld die werkelijk door een kind van zes jaar bespeeld kunnen worden. De kleppen liggen vlakbij elkaar. Het is een instrument dat knap maar simpel in elkaar steekt. Qua bouw is het gewoon goed timmermanswerk; het bestaat grotendeels uit multiplex. Het instrument is bijvoorbeeld ook vrij makkelijk te repareren. De kracht van het instrument ligt grotendeels in zijn simpelheid. Voor het soort onderzoek dat ik wilde doen was dit instrument heel geschikt. Door de vierkante boring is de hanteerbaarheid veel groter. Het heeft ook een akoestisch effect: allerlei nieuwe, maar dan gewone met aanblazen te produceren, geluiden zijn veel makkelijker te produceren op dit instrument. Er is werkelijk een heel gebied van geluiden die we kunnen gebruiken.
Daarnaast is dit instrument voorzien van electronische sensoren, die het mogelijk maken allerlei aspecten van het spelen door te geven aan electronische klankbronnen. Vlak bij het begin van het windkanaal zit een 'breath controller', een membraan dat heel snel en nauwkeurig de kleinste fluctuaties in aanblazen registreert en omzet in electrische signalen. Ook bij alle kleppen zitten zogenaamde Hall Effect sensoren, die in combinatie met een klein magneetje op elke klep de stand, beweging en snelheid van beweging van die klep registreren. Deze informatie wordt doorgegeven aan een kleine computer, die deze signalen vertaalt in MIDI, een gestandaardiseerde 'taal' voor het uitwisselen van informatie tussen electronische muziekinstrumenten~ Zo worden bijvoorbeeld combinaties van kleppenstanden vertaald in tonen, en luchtdrukfluctuaties omgezet in bijvoorbeeld aanslagsterkte van een synthesizer. De microcomputer is programmeerbaar, dus bepaalde kleppenstanden kunnen gebruikt worden zowel om een bepaalde toon door te geven, als om een synthesizer op afstand in te stellen. Dit alles is zo gevoelig dat de synthesizer zelfs een flatterzunge kan volgen. Door de gevoeligheid van de sensoren in te stellen is het mogelijk een soort tweestemmigheid tussen blokfluit en electronica te creëren.
Ik kan dus een synthesizer heel precies en gevoelig laten reageren op wat ik doe, en dat combineren met het akoestische geluid van de blokfluit. Het instrument bevat dus geen microfoon. Normaal gesproken treed ik wel op met microfoons, om te voorkomen dat de electronica de overhand krijgt.
Normaliter is de akoestische fluit honderd procent van de tijd hoorbaar. Het hoeft niet harder dan gewoon kamermuziekniveau, maar de microfoons geven me de mogelijkheid de akoestische klank dezelfde 'presence' te geven als de electronische. Het is mogelijk met dit instrument hele gekke dingen te doen, maar 'so what'. Mijn interesse gaat er naar uit de specifieke eigenschappen van de fluitklank en eventuele andere blaasgeluiden te combineren met de akoestische eigenschappen van dit instrument, en dan ook nog eens de controle te verwerven over de electronische mogelijkheden in 'real-time'. De meeste electronische geluiden die ik gebruik hebben hun oorsprong in blokfluitklanken of in menselijke stemgeluiden, gefilterd en opgestapeld in lagen die een klein beetje ontstemd zijn ten opzichte van elkaar.

Als er één trend is bij blokfluitisten, dan is het wel de neiging om op een gegeven moment een ander instrument te gaan spelen dat 'power' heeft. Ik vind dit eigenlijk ook in die lijn passen. Is dat zo?
Dat is absoluut zo. Het zou nonsens zijn als ik zou beweren dat al deze klanken alleen maar zouden voortkomen uit een innerlijk onderzoek naar de geheimen van de blokfluit. Ik heb in symfonie-orkesten gespeeld, maar ook in popgroepen, in de harmonie, dat blijft je allemaal bij. Ik heb absoluut niet de pretentie van een soort Ives, een ecclectisisme dat ik niet kan laten, Nee, misschien is het een ecclectisisme, en misschien kan ik het niet laten, maar dit is iets wat voortgekomen is uit een vernieuwende en onderzoekende houding ten opzichte van muziek 'an sich'.


Overgenomen met toestemming uit Huismuziek, juli 1991


Back to Nuovo NieuwsNuovo Nieuws
Back to Flauto NuovoFlauto Nuovo