Rijkswet van 10 juni 1981, Stb. 382, houdende benoeming van een Regent voor het geval van erfopvolging door de troonopvolger die niet de leeftijd heeft bereikt waarop hij ingevolge de Grondwet kan aanvangen het Koninklijk gezag uit te oefenen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin
der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te
weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ter voldoening aan het
bepaalde in artikel 37 van de Grondwet, voor het geval van
erfopvolging door de troonopvolger die niet de leeftijd heeft
bereikt waarop hij ingevolge de Grondwet kan aanvangen het
Koninklijk gezag uit te oefenen, nog bij Ons leven bij een wet
moet worden overgegaan tot de benoeming van een Regent van het
Koninkrijk;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord,
en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het
Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben
goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze:
Artikel 37 van de Grondwet (tekst van 1972) bestaat niet meer; zie thans artikel 37.
Deze rijkswet treedt in werking met ingang van de dag na die van haar afkondiging.
Deze rijkswet heeft haar werking verloren, doch is nimmer formeel ingetrokken.
Lasten en bevelen, dat deze rijkswet in het Staatsblad en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 10 juni 1981
Beatrix
De Minister-President,
Minister van Algemene Zaken,
Van Agt
De Minister van Binnenlandse Zaken,
H. Wiegel
Uitgegeven de zevende juli 1981
De Minister van Justitie,
J. de Ruiter