Onze enige in het wild voorkomende lis.
Hij houdt zich graag op in moerassen, sloten en langs oevers.
Gele lis behoort tot het vertrouwde beeld van Hollandse poldersloten en moerassen.
Tot voor kort helaas, de plant neemt in aantal af.
Met uitsterven bedreigd, zoals zoveel andere planten.
De Gele lis is een overblijvende plant die houdt
van licht en halfschaduw.
Hij wordt 50 – 100 cm lang.
De bladeren zijn bij de grond tegenoverstaand
en eindigen in een zwaardvormige punt.
Ze worden tot 3 cm breed en blijven amper korter dan de bloeiwijze.
Overigens bevatten de bladeren scherp smakende gifstoffen.
In mei en juni komt de Gele lis tot bloei
en toont hij zijn opvallend (hoe kan het ook anders) gele bloemen.
Het opvallendst aan de plant zijn de drie naar buiten omgebogen bloemdekslippen.
Dicht bij het centrum van de bloem zijn op deze bloemdekslippen
opvallend getekende macules (honingmerk) te zien.
De binnenste drie slippen zijn kleiner,
staan min of meer rechtop en hebben geen tekening.
Tussen deze binnenste slippen bevindt zich de stempel,
daaronder de stijl en weer daaronder het vruchtbeginsel.
De meeldraden zitten onder de stempellobben,
goed beschermd tegen regen en opspattend water.
Alleen insekten met een lange roltong, zoals bijen en hommels,
kunnen bij de honingbakken komen die aan de onderkant
van de stempellobben zitten.
Daarbij beroeren ze met hun rug nu eens
de (eerder) rijpende stuifmeelzakjes, dan weer
de (later) ontvankeleijke lobben van de stempel.
Daardoor wordt kruisbestuiving gegarandeerd.
De zaden groeien in drie rijen in een doosvrucht.
Ze worden drijvend op het water verspreid en kunnen,
met behoud van hun kiemvermogen 12 maanden in het water blijven.
Daarnaast is er ook vegatieve vermeerdering door middel van
de dikke, vlezige wortelstokken.
Terug naar: