Gewone ossentong heeft rechtopstaande stengels
waarvan het ronde oppervlak ruw of behaard is.
De naam dankt ze aan de vorm van de bladeren
met hun ruwe oppervlak, die daarmee lijken
op de tong van een os.
De ongesteelde bladeren, die verspreid staan, zijn langwerpig
met een gave of golvende rand.
Het oppervlak is zacht behaard.
Vanaf mei tot aan de eerste vorst zijn de paarse bloemen te zien.
De vergroeide kroon bestaat uit 5 kroonbladen
die in een buis of trechtervormig uitlopen.
In het witte hart staan 5 meeldraden en een stamper.
Gewone ossentong is tegenwoordig vrij zeldzaam langs de kust
en zeldzaam op de waddeneilanden en in het rivierengebied.
Ze groeit in de duinen, langs wegen en soms langs spoorwegen.
Haar standplaats is een open, droog en vaak kalkrijk stukje grond.
Terug naar: