De opstijgende of bovengrondsliggende stengels
van Goudknopje hebben een onbehaard oppervlak.
De ongesteelde, enkelvoudige bladeren zitten verspreid.
Deze zijn over het algemeen veervormig ingesneden,
maar soms zijn ze lancetvormig met een gave rand.
De helder geel gekleurde bloemhoofdjes
laten zich zien van juli tot oktober.
De knopvormige hoofdjes zijn tot 1 cm breed
en bestaan uit buisvormige bloemen.
De verspreiding van de zaden vindt voornamelijk plaats door vogels.
Pas in 1972 heeft Goudknopje zich voor het eerst
in Nederland laten zien.
Tegenwoordig is ze zeer zeldzaam
in de Lauwersmeerpolder, Zuid-Flevoland en langs de Dollard.
De plant groeit op zilte of brakke plaatsen
die in de winter onder water staan en in de zomer droogvallen.
Alleen op dit soort standplaatsen
kan ze in ons klimaat overleven.
Terug naar: