Grote ratelaar is een halfparasiet die in Nederland
plaatselijk vrij algemeen voorkomt.
Op de hoge zandgronden en in de noordelijk gelegen-
en Hollandse kleigebieden is ze echter zeldzamer.
Vaak is ze te vinden in duinvalleien, aan waterkanten,
in bermen, op dijken en in vochtige hooilanden.
De plant heeft een rechtopstaande stengel
die een scherp vierkantige vorm heeft.
De lancetvormige bladeren hebben een spitse top en een gezaagde rand.
Ze zijn ongesteeld en zitten kruisgewijs
tegenover elkaar aan de stengel.
Onder aan de wortels zitten zuignappen
welke zich vasthechten aan de wortels van andere planten
en op die wijze steelt ze de voor haar nodige voedingsstoffen.
Van mei tot oktober wordt er in het bovenste deel
van de stengel een aarvormige tros gevormd door bleekgroene
of gele bloemen met een paars/blauw tandje aan de bovenlip.
De zaden van deze éénjarige rijpen in een doosvrucht.
Ondanks het feit dat het zaad een vleugelrand heeft
wordt het niet ver door de wind vervoerd.
Verspreiding vindt voornamelijk plaats door het water
of door hooitransporten.
Terug naar:
