De rechtopstaande, ronde stengels van Kegelsilene hebben een behaard
of met klierharen bezet oppervlak.
Langs de stengel staan de bladeren kruisgewijs tegenover elkaar.
Ze zijn lancetvormig, hebben een gave rand
en een behaard oppervlak.
De bloeiperiode duurt van mei tot juli.
De 5 donker-roze kroonbladen staan stervormig uiteen.
Ze groeien vanuit een kegelvormige kelk
die later sterk opbolt en verhard.
30 nerven geven de kelk een geribd oppervlak
wat de plant herkenbaar maakt.
Na de bloei worden er doosvruchten gevormd.
In het duingebied is Kegelsilene plaatselijk vrij algemeen.
In het rivierengebied en op de waddeneilanden
is ze zeldzaam te noemen.
De voorkeur gaat uit naar droge, kalkrijke en open plaatsen.
Een dichte grasmat wordt vermeden.
Terug naar: