De Kleine zonnedauw is te vinden op veengrond en af en toe
overstromend zandgrond, zoals in zandafgravinden.
Slechts op enkele gebieden is hij niet zeldzaam.
Er zitten echter te weinig voedingsstoffen in de bodem
om te kunnen overleven en haarom worden niet alleen
voedingsstoffen uit de bodem gehaald maar ook uit insekten.
De rechtopstaande bladeren vormen een rozet.
De spatelvormige bladschijf is 5 – 10 mm lang en tot 5 mm breed
maar wordt naar de steel toe geleidelijk smaller.
De schijf is bezet met klierenharen die een kleverig vocht afscheiden.
Hierdoor worden muggen en andere kleine insekten aangetrokken
en wanneer die het vocht aanraken blijven ze vastkleven.
Het blad rolt dan om het onsekt heen en vervolgens
worden zuren uitgescheiden die het insekt langzaam verteren.
De voedingsstoffen die zo vrijkomen worden tenslotte
weer door de klierhaartjes opgezogen.
Op deze manier voorziet de plant in de nodige stikstof
en dat maakt dat hij behoort tot de zg. 'vleesetende' planten.
De bloeiwijze bevindt zich aan de voet van de iets gestrekte stengelas.
In eerste instantie is hij wat gebogen maar
na verloop van tijd verheft hij zich.
Het wordt echter slechts 3 – 6 cm hoog.
De bloei vindt plaats in juli en augustus.
De witte bloemen hebben 5 kroonbladen
en vormen een aarvormige tros.
De vrucht is overlangs gegroefd.
Terug naar: