Knollathyrus dankt haar naam aan de dikke,
harde knollen op de ondergrondse uitlopers.
In deze knollen zit reservevoedsel.
De gevleugelde stengels zijn rechtopstaand of opstijgend.
Verspreid hierlangs staan de samengestelde bladeren
die bestaan uit een even aantal deelblaadjes.
Aan de top van het blad zit een rank als klimmiddel.
De paars gekleurde bloemen die samen
trosvormige bloeiwijzen vormen, zijn te zien van april tot juni.
De vlinderbloemen bestaan uit 5 vergroeide kroonbladen,
10 meeldraden en 1 stamper.
Na de bloei worden de peulen gevormd.
Knollathyrus komt voor in Zuid-Limburg, rond Nijmegen,
op de Veluwe, in Twente en Drenthe,
maar overal is zij slechts zeer zeldzaam.
Ze groeit in lichte loofbossen en grazige heidevelden
op een bodem die meestal lemig is en enigszins vocht vasthoudt.
Door de aanvoer van meststoffen is de plant
waarschijnlijk in aantal afgenomen.
Terug naar: