De onderste (rozet)bladeren van Paardebloemstreepzaad hebben,
net als de bloemen van de Gewone paardbloem,
een vrij grote, driehoekige eindlob.
Vanuit de rozet groeit de rechtopstaande,
zich vertakkende stengel die een gegroeft
en behaard oppervlak heeft.
De stengelbladeren zijn lancetvormig
met een getande rand en staan verspreid.
De bloemhoofdjes bestaan uit gele lintbloemen
die bijeengehouden worden door een pappus.
Ze staan aan de top van de takken
en zijn te zien van mei tot augustus.
De plant is in Nederland vrij algemeen.
Ze komt voornamelijk voor in het kustgebied
maar daarnaast heeft ze verspreid liggende
groeiplaatsen in Zuid-Limburg.
Het liefst groeit ze op een kalkrijke, losse bodem.
Vaak is ze te vinden in kruidige graslanden,
wegbermen en op dijken.
Terug naar: