De Douglasspar bereikt in onze streken een lengte
van 50 meter, maar in zijn oorspronkelijk leefgebied
(Noord-Amerika) kan hij uitgroeien
tot twee keer zo hoog.
Het is een zeer snelgroeiende naaldboom met een
in eerste instantie kegelvormige kroon die zich later afvlakt
door de recht afstaande, zware takken,
waardoor hij een onregelmatige vorm krijgt.
De spitse, kegelvormige knoppen zijn bruin van kleur en tot 1 cm lang.
De eerst grijze bast is dun en glad en in het bezit van harskanalen.
De schors die later ontstaat is rood- tot grijsbruin
en vertoont diepe groeven.
De naalden staan radiaal of gescheiden aan de twijgen
waarbij de steelbasis iets versmald is.
Ze zijn 2 – 3,5 cm lang, vlak en zacht
met een ronde of toegespitste top.
De bovenzijde is groen van kleur, aan de onderzijde
bevinden zich twee overlangse witte strepen.
In april/mei verschijnen de bloemen aan de eenhuizige boom.
De kegelvormige mannelijke bloemen staan alleen
aan de onderzijde van de twijgen.
Ze zijn cilindrisch van vorm en hebben een gele kleur.
De vrouwelijke kegelbloemen staan rechtop,
zijn 2 – 6 cm lang en hebben een groene of rode kleur.
Vanaf september groeien de vruchtkegels van 5 – 10 cm lang.
Ze zijn lichtbruin gekleurd met drietandige dekschubben.
De hangende kegels valle bij rijpheid in hun geheel van de takken.
De Douglasspas groeit het best op diepe, Home
matig zure, zandige leemgrond.
Kalkgronden voldoen niet zo goed en hij is
gevoelig voor late vorst.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Naaldbomen