De Schietwilg is een loofboom die tot 28 meter hoog wordt.
Hij vestigd zich graag op periodiek vochtige,
voedselrijke bodems zoals rivierdalen.
Het liefst staat hij wat in halfschaduw.
De schors is grof gegroefd.
De jonge loten hebben een zijdeachtige beharing.
De winterknoppen zijn omgeven door een kenmerkende
kapvormige schub ter bescherming.
De verspreid staande bladeren zijn lancetvormig.
Ze zijn 5 – 10 cm lang en hebben een fijn gezaagde rand.
De onderzijde en vaak ook de bovenzijde zijn zijdeachtig, zilverig behaard.
De steunblaadjes aan de steelbasis zijn klein en vallen al vroeg af.
Tegelijk met het uitlopen van de bladeren
begint ook de bloei (april en mei).
De gesteelde katjes zijn 3 – 6 cm lang en slank.
De afzonderlijke bloemen zijn zeer klein en hebben geen bloemdek.
De Schietwilg is tweehuizig.
Met behulp van honingklieren worden insekten aangetrokken
die de bestuiving tot stand moeten brengen.
Al kort na de bloeitijd verschijnen de tweekleppige doosvruchten
waarin zich talrijke zaden bevinden.
Deze zijn zeer klein en voorzien van een haarkuif.
Het rijpe zaad kan direct ontkiemen,
maar verliest ook heel snel de kiemkracht.
Nauw verwant is de Kraakwilg. Home
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Loofbomen