De Gele kornoelje is een heester die ook wel uitgroeit
tot een kleine tot 8 meter hoge loofboom met een ronde kroon.
De oudere, afbladderende schors heeft een grijsbruine kleur
en een wrattig uiterlijk.
In feite zijn dit de huidmondjes (lenticellen),
die geelachtig van kleur zijn.
Jong hout is groen, volkomen glad en heeft aan het uiteinde
een spitse knop, waaruit later de tegenover
elkaar staande bladeren komen.
Zowel aan oud als jong hout komen bloemen.
De gesteelde, ronde bloemknoppen verschijnen al
in het najaar in de bladoksels.
In het daaropvolgende vroege voorjaar (februari – april)
groeien daaruit de 1 – 2 cm grote bloemschermen
die aan de basis 4 schutbladen hebben.
De felgele bloemen zijn tweeslachtig.
De overdadige hoeveelheid bloemen geeft de struik
een gele waas in het voorjaar.
De bloem op zich bestaat uit een rozetvormig scherm
met tientalle individuele bloemen.
De meeldraden steken van begin af aan al parmantig
boven de (bloem)schutbladen uit.
Bloemen van gele kornoelje zijn maar klein,
een halve centimeter lang of iets meer.
De lange, uitstekende meeldraden geven de bloemen
een donzig uiterlijk.
De stampers staan beneden de meeldraden.
De bloemen zijn een belangrijke nectarbron voor bijen
en andere vroeg in het voorjaar voorkomende insekten.
Naarmate de bloeiperiode verstrijkt, wordt de aanvankelijk
heldergele kleur meer dof.
Uiteindelijk vallen de bloemen af en ligt de grond
bezaaid met de resten.
Na de bloei ontvouwen zich eind april de bladeren
uit langwerpig spitse knoppen.
Ze staan tegenoverstaand aan de twijgen en hebben
een eivormige bladschijf met wat lange top.
De lengte varieert tussen de 5 – 10 cm en de randen zijn gaaf.
Duidelijk zichtbaar zijn de 3 – 5 paar gebogen nerven.
De bladschijf is aan weerskanten fijn behaard en er bestaat
geen kleurverschil tussen de beide zijden.
Vanaf augustus zijn de tot 2 cm lange, glanzend rode,
hangende steenvruchten te zien die een gote 2-zadige kern bevatten.
Het vruchtvlees is sappig en eetbaar,
maar wel zuur smakend.
In Nederland is de Gele Kornoeje alleen in het zuiden Home
inheems waar hij te vinden is in heggen en langs bosranden.
Hij verlangt een warme, droge standplaats
en is te vinden in bossen en struwelen op voedsel- en kalkrijke grond.
Zowel licht als schaduw word verdragen.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken