De Gewone vlier is een heester met soms
een brede kroon en overhangende takken.
Hij kan echter ook uitgroeien tot een heuse boom
van ongeveer 10 meter.
De grijsbruine schors is grof gegroefd.
De twijgen zijn grijsbruin, met talrijke
kurkachtige wratten (lenticellen).
De tegenoverstaande bladeren zijn tot 30 cm lang.
Ze zijn oneven geveerd met 5 (3 – 7) eivormig-elliptische
spitse blaadjes die tot 12 cm lang zijn en een gezaagde rand hebben.
Bij kneuzing ruiken ze onaangenaam.
Na de bladgroei komen vanaf mei de bloemen tevoorschijn
in eindstandige, rijkbloemige vlakke tuilen.
De bloemen zijn 6 – 10 mm groot en hebben witte tot gele kroonbladen.
Ze verpreiden een sterke, aangename geur.
De bloemen zijn een waardevolle voedselbron voor insekten
die op hun beurt weer voor de bestuiving zorgen.
Vanaf september/oktober verschijnen de ronde besachtige steenvruchten
waarin zich meestal drie bruinige zaden bevinden.
In eerste instantie zijn ze rood maar bij rijping kleuren ze zwart.
Bij rijpheid zijn ze eetbaar en zeer sappig.
In de herfst kleuren de vruchtstelen felrood.
Vogels zijn verzot op de bessen
en al gauw zijn de struiken helemaal kaalgeplukt.
De Gewone vlier groeit met name op open plekken in het bos, Home
in heggen, in de duinen en op ruderale plaatsen.
Hij prefereert een vochthoudende, humeuze bodem.
Het liefst staat hij in het licht of halfschaduw.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken