De Hazelaar is een tot 6 meter hoge struik of soms zelfs een kleine boom.
Hij heeft een gladde, bruingrijze en vaak wat glanzende bast
die op latere leeftijd ondiepe groeven vertoont.
Bij de wat oudere takken verkleurt de schors roodachtig
tot witachtig grijs met bruine kurkporiën.
De verspreid staande bladeren hebben een klierachtig behaarde steel.
De bladschijf is rondachtig tot breed omgekeerd eirond met een spitse top.
Hij is 6 – 13 cm lang maar op krachtige scheuten
kan hij ook nog wel groter worden.
De rand is dubbel gezaagd tot zwak gelobd.
De mannelijke hangende katjes verschijnen al in de zomer
voorafgaand aan de bestuiving.
Vanaf februari van het volgende jaar komen ook
de vrouwelijke bloempjes tevoorschijn.
Zij lijken op bladknoppen maar hebben rode, draadachtige stempels.
De betuiving vind paats met behulp van de wind.
Vanaf augustus tot oktober groeien de eenzadige nootjes
die omgeven zijn door een bekervormige huls bestaande uit twee lobben.
Deze zijn even lang of net iets korter dan het nootje.
De noten worden door vlaamse gaaien, eekhoorns
en hazelmuizen als voedselvoorraad voor de winter verstopt
en voor een deel niet teruggevonden.
Deze oppervlakkig wortelende struik groeit met name in loofbossen Home
en hagen op vochthoudende, voedselrijke leemgrond.
De voorkeur gaat uit naar een plekje in de lichte schaduw.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken