Kenmerkend zijn de langwerpige gaafrandige bladeren
met korte steel die van onderen viltig zijn, net als de twijgen.
Ze staan verspreid aan de takken.
De Mispel bloeit bijzonder mooi in mei-juni.
Op het einde van de twijgen verschijnen zoetig geurende
alleenstaande grote bloemen.
Met hun witte kroon lijken ze wat op kleine wilde rozen.
De heester is zelfbevruchtend zodat er geen twee
exemplaren voor bestuiving nodig zijn.
Uit de prachtige bloemen komen de goudbruine vruchten,
zo groot als een walnoot.
Ze hebben een wat ruw en leerachtig oppervlak.
Omdat de mispel vijf pitten bevat (en niet één zoals de bv. de kers)
klasseert men hem bij de 'samengestelde steenvruchten'.
Heel typisch is de diepe holte bovenop de mispel
die omringd wordt door de kelkslippen van de afgevallen bloem.
De vruchten zijn aanvankelijk zeer hard maar nadat ze Home
geruime tijd aan de takken hangen en er zelfs een nachtvorst
overheen gegaan is, worden ze zachter en zijn ze eetbaar.
Pas na drie of vier jaar geeft de struik vruchten.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken