De rimpelroos is een loofverliezende, zeer rijk vertakte,
dichtbebladerde truik die tot 1,5 meter hoog wordt.
In eerste instantie werd hij gekweekt maar inmiddels
is hij in de duinen en langs spoorwegen en wegen ingeburgerd.
De takken en twijgen zijn zeer dicht bezet
met rechte, dunne stekels.
De samengestelde, oneven geveerde bladeren bevatten 5 – 9 deelblaadjes.
Deze zijn elliptisch gevormd en hebben een leerachtig uiterlijk.
Van boven zijn ze rimpelig fris donkergroen
met verdiepte nerven, de onderzijde
is lichter gekleurd en behaard.
In de bloeitijd die in mei begint en duurt
tot aan de eerste nachtvorst, verschijnen de dieproze
of purperrode bloemen die alleen staan
of met enkele bijeen in losse trossen.
Ze bestaan uit 5 kroonbladen en zijn tot 8 cm breed.
Die kroonbladen hebben een wat crépepapier-achtig uiterlijk
waaraan de struik zijn Nederlandse naam dankt.
In het hart bevinden zich meer dan 20 meeldraden en stampers.
In augustus zijn ook de eerste vruchten rijp.
Deze rode bottels zijn behoorlijk groot
en afgeplat bolvormig (breder dan hoog).
Ze zijn zeer vlezig, zacht en goed eetbaar.
Met name de Groenling doet zich te goed
aan de zaden uit de rozenbottels.
Home
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken