De bladeren staan tegenoverstaand aan de twijgen
en hebben een eivormige bladschijf met wat lange top.
De lengte varieert tussen de 5 – 10 cm en de randen zijn gaaf.
Duidelijk zichtbaar zijn de 3 – 5 paar gebogen nerven.
De bladschijf is aan weerskanten fijn behaard.
In de herfst kleuren ze wijnrood.
In het voorjaar, vanaf mei, groeien de bloemen in eindelingse bijschermen.
Ze zijn wit van kleur en hebben een visachtige geur.
Regelmatig gebeurt het dat de struik in de herfst
voor de tweede keer tot bloei komt.
Vanaf september zijn de ronde, glanzend, blauwzwarte bessen
te zien die die zich groepsgewijs aan een ronde,
roodachtige en opgerichte steel bevinden.
De bessen zijn amper zo groot als een erwt.
De vruchten worden door vogels gegeten
en de zaden worden met de mest weer uitgescheiden.
Ook knaagdieren, zoals de eekhoorn,
die voorraden van vruchten aanlegt, zorgen ervoor
dat ze op andere plaatsen terechtkomen.
In Nederland is de Rode Kornoelje een vrij algemene verschijning, Home
vooral in het zuidoostelijk deel van het land.
Hij houdt van een niet te droge tot vochtige bodem
en is vaak te vinden in loofbossen en rivierbossen.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken