De wegedoorn is een heester of een kleine boom
met een ronde kroon.
De grijsbruin tot zwartige schors is gegroefd.
De twijgen eindigen vaak in takdorens.
De tegenoverstaande bladeren hebben een steel
die 1 – 2,5 cm lang is.
De bladchijf is breed elliptisch en 3 – 7 cm lang.
Hij is kort toegespitst met een fijn gezaagde rand.
De nerven (3 – 5) lopen gebogen naar de top van het blad toe.
Vanaf mei verschijnen de bloemen die met 2 – 8
bijeen staan in bundels in de bladoksels.
Ze zijn heel klein en onopvallend en hebben een groengeel bloemdek.
Het zijn voornamelijk insekten die voor de bestuiving zorgen.
De ronde, erwtachtige steenvruchten groeien vanaf augustus.
Ze zijn blauwzwart van kleur en herbergen 2 – 4 zaden.
Ze zijn zeer sappig, maar wegens giftigheid
niet geschikt voor consumptie.
In loofbossen en struwelen is de Wegedoorn te vinden, Home
maar wel is hij vrij zeldzaam.
Zijn voorkeur gaat uit naar niet te droge,
stenige en kalkrijke grond in licht of halfschaduw.
Heeft hij een plekje gevonden dan worden er vaak uitlopers gevormd.
Terug naar:
Groene Planten
Bomen en struiken
Struiken