SWAYAMBUDHINATHInteressante tempel op apenbergInfo over Kathmandu1 / Info over Kathmandu 2 / Kaartje KathmanduCitaat:
|
Rondom de tempel wordt druk
gebeden.
|
De stoepa van deze Swayambudhinath dateert uit de vijfde eeuw na Christus en is een van de belangrijkste in Nepal. Na die van Llasa in Tibet is het op wetenschappelijk gebied het centrum voor studie en contemplatie. In de dertiende eeuw is hij door binnenvallende Tibetanen vernield, maar daarna werd hij in nog vollere glorie herbouwd. Ik beklim de 300 treden die geflankeerd worden door vele figuren uit de "Voertuigen van Boeddha". Tientallen brutale apen stoeien op de hellingen, ze trekken zich niets van de mensen aan, tenzij ze van hun kunnen jatten of bietsen. Het is nogal heïig vandaag, dus het uitzicht over de vallei vak bar tegen. Desondanks blijf ik er lang hangen, want de sfeer hier bevalt me best. Behalve westerse bezoekers vallen me hier de grote aantallen Japanners op, wat niet zo verwonderlijk is als je bedenkt dat veel bewoners van Nippon een vorm van het Boeddhisme aanhangen.
Rondom de stoepa bevinden zich m een cirkel honderden gebedsmolentjes die symbolisch de eeuwige cyclus van leven en dood symboliseren. Op de hagelwitte koepel staat een spits met dertien vergulde ringen. De erop geschilderde ogen kijken je doordringend aan. Achter het religieuze complex liggen nog enkele kleinere heuvels die ik ook bezoek. Daar liggen nog wat kleinere stoepa's, een fontein en het bekend Sariswati - klooster, in het Tibetaans een 'gompa' genoemd. Hier bevinden zich geen toeristen, het is waarschijnlijk te ver lopen voor hen.
Rond het middaguur daal ik de berg af en hou ik een riksja aan die me naar Durbar Square brengt, het beroemde middelpunt van de stad. Dat hele plein is volgestouwd met stoepa's, tempels en paleizen. Ik begin er meteen vol enthousiasme met mijn fotoserie van sadoes. Deze heilige mannen, ook wel bedelmonniken genaamd, willen maar wat graag op de foto, tegen gepaste betaling natuurlijk. Gemiddeld geef ik hun tien roepie, ongeveer dertig cent. De meeste zijn gewoon excentrieke zonderlingen en de meeste zijn verslaafd aan 'ganja' ofwel marihuana. Onder hen bevindt zich echter ook een aantal beklagenswaardige sloebers; misschien zijn dit wel de enige echte sadoes. Ik vind dat het plein ontsierd wordt door een enorm nieuwerwets paleis, het Singha Durbar Paleis uit 1901; het schijnt 1700 kamers te hebben. Je kunt er maar een klein gedeelte van bezichtigen, onder meer enige van de 14 binnenhoven. Op de trappen van de tempels, die verschillende etages hebben, zitten veel toeristen en autochtonen broederlijk naast elkaar. Hier en daar staan ornamentele pilaren met mythische beelden zoals garuda's, goden of heldhaftige historische figuren op de top. Na een tijdje ben ik er uitgekeken en richt ik me naar het zuiden, de kant van de rivier op.
Ik
beland midden in de eeuwenoude bazaar van Kathmandu. Ik vind de buurt zwaar
verwaarloosd, maar het bruist er van leven en er hangt een sfeer van nijvere
arbeid rondom de tientallen werkplaatsen en winkeltjes. Hier komen weinig toeristen
en ik word er dan ook niet aangesproken om iets te kopen. Gebedeld wordt er
al helemaal niet, of het moeten de kinderen zijn die wel eens om een pen of
een roepie vragen. Via een slingerroute kom ik bij de sterk vervuilde, maar
heilige rivier de Bagmati aan.
Inmiddels heb ik gezelschap gekregen van Chandra, een jongeman die ik de weg heb gevraagd en die daarna niet meer van mijn zijde is weg te slaan. Hij is drukker van beroep, getrouwd en heeft twee kinderen. In accentrijk Engels vertelt hij van alles over de rituelen van tempels en ghats (ceremoniële trappen voor wassing en crematie bij de rivier) die we samen bezoeken. Chandra voert me langs enkele tempels, waarbij een Shivatempel die in verregaande staat van verval is. Toch huizen er complete, dus kroostrijke families in de bijna - ruïnes. Een van de vrouwen blijkt zijn schoonzus te zijn. Ze is beeldschoon, maar schaamt zich voor ernstige zweren rondom haar mond die zij met een zijden shawl bedekt Dit weerhoudt haar er niet van om een Gauloise bij me te bietsen. Veel oudere vrouwen in dit land roken zware shag als het zo uitkomt. De tempel wordt onderstut door steunbalken die versierd zijn met erotisch houtsnijwerk. Niemand kijkt daar naar om, zonde dat deze zo beslist naar zijn mallemoer gaan. Onder aan de Raj Ghat zijn enkele vrouwen zich aan het baden. Het water schijnt een geneeskrachtig uitwerking op huidziekten te hebben, althans volgens Chandra, maar mij lijkt het juist andersom: door dat stinkende water loop je juist vreselijke huidziekten op!
Onder een oeroude bodhiboom vindt net een geheimzinnige ceremonie plaats, maar
aan de uiteenzetting van Chandra kan ik vanwege zijn uitspraak geen touw vastknopen.
Over een voetgangersbrug steek ik de rivier over om van de andere kant foto's
te maken. Daar neemt Chandra afscheid van me; hij vraagt of ik mee ga naar zijn
huis, maar dat aanbod sla ik af Wel, dan moet hij maar eens gaan. 0, by the
way, zou ik geen bijdrage willen leveren aan het schoolgeld voor zijn kinderen?
Daar komt de aap weer eens uit de mouw: al die belangeloze aandacht en vriendelijkheid
heeft vaak als doel om je op je gemak te stellen en sympathie te kweken om jou
zo gunstig te stemmen voor fooien, aalmoezen, donaties of wat dies meer zij.
Ik scheep hem af met tweehonderd roepie, uiteindelijk heb ik hem zelf om de
weg gevraagd, hoe onschuldig dan ook. Als hij ontevreden reageert dreig ik hem
het geld weer afhandig te maken. Zo ver laat hij het niet komen, dus hij druipt
in zichzelf mopperend af. De volgende keer zal ik met ongevraagde diensten beter
moeten uitkijken. Dit heb ik al zo vaak meegemaakt, maar steeds weer trap ik
er in, meestal in het begin van mijn reis als ik nog niet genoeg eelt op mijn
ziel heb.
De rivier staat erg laag, waardoor grote stukken van het voormalige stroombed drooggevallen zijn. Arme families hebben daar tijdelijke onderkomens van afvalmateriaal gebouwd. Een kilometer lang loop ik over een slecht gebaand pad door deze sloppenwijkjes heen in de richting van de grote verkeersbrug naar Patan. Daar liggen nog meer verwaarloosde tempels en heiligdommen. Ik speel er een tijdje met onbezorgde kindertjes boeman (makkelijk zat, ik doe gewoon de afschrikwekkende goden op de tempelwanden na). Verder eet ik in een Indiaas restaurant een vegetarische ragout die met yoghurt overgoten is, een gerecht uit de Bengalen. Te voet keer ik naar mijn hotel terug. Ik had ook wel een autoriksja kunnen charteren, maar ik wil onderweg nog wat zien en dat kan het beste al wandelend.
In de toeristenwijk Thamel (aan de rand daarvan ligt mijn hotel) wemelt het van de voorzieningen voor toeristen, onder andere ook talloze zaakjes waar je voor een habbekrats kunt faxen en e-mailen. Dat laatste interesseert me en binnen tien minuten kan ik mijn eerste buitenlandse e-mailtje naar Clim verzenden. De inhoud beslaat 2 kb en kost me dertig cent. In totaal zal ik vier keer naar Nederland e-mailen; Clim stuurt tweemaal een bericht terug. Als ik een uurtje in het hotel aan het rusten ben maak ik de eerste power break mee; de elektriciteit valt uit. Gelukkig beschikt het hotel over een generator die het van het openbare net overneemt. Elke dag is het wel drie, vier keer raak. De zaklantaarn die ik permanent bij me draag bewijst me dan goede diensten.
Peter, de Nepalese Beier |
Kennismaking in restaurant Die avond zit ik moederziel alleen in een restaurant "Bij Giri's" genaamd. De eigenaar heeft blijkbaar medelijden niet me en komt bij mij aan tafel zitten om een praatje te maken. Hij stelt zich beleefd voor als Razendra. Hij begint in het Engels, maar al gauw vraagt hij of ik ook Duits spreek wat ik beaam. Daarna gaan we op zijn verzoek over op die taal, die hij vloeiend blijkt te beheersen. Met een zwaar Beiers accent toe zelfs! Treurige levensgeschiedenis Al gauw volgt zijn levensverhaal. Als twaalfjarig kind is hij zijn armoedige geboortedorp in de bergen ontvlucht na een gedachte ranselpartij door zijn vader. Hij kwam in Kathmandu terecht, waar hij de kost verdiende als sjouwer en schoenpoetser. Via een vriend kon hij bij een goed hotel als kelner beginnen. Daar sloot hij vriendschap met een oudere kinderloze Duitser die hem later als een soort zoon geadopteerd heeft, hoewel dit niet officieel vastgelegd werd. Twaalf jaar heeft hij in Beieren in een dorp gewoond, waar hij de Wirtschaft runde van zijn "Vati', die hij liefdevol 'Herr Otto" noemde. Eigenlijk verdiende Otto goud geld als Uhrmacher, de Gasthof had hij er zomaar bij. Vanwege visumproblemen moest Peter (want dat was zijn aangenomen Duitse naam) steeds naar Nepal terug om een nieuw inreisvisum of verblijfsvergunning aan te vragen. In totaal is hij wel twintig keer teruggekeerd naar zijn geboorteland. Enfin, uiteindelijk kreeg de hoogbejaarde Otto de ziekte van Parkinson. Jaren lang heeft Peter hem thuis moeten verzorgen, totdat het niet meer te combineren was met het leiden van het restaurant en Otto naar een verzorgingstehuis moest. Na een halfjaar is hij daar tenslotte overleden op 83-jarige leeftijd. Met tranen in zijn ogen en een omfloerste stem vertelt Peter heel sober dit deel van het verhaal. Toch nog een erfenis Maar Otto had uit dankbaarheid zijn trouwe bediende
en aangenomen zoon Peter testamentair een groot gedeelte van de erfenis
toebedeeld. Op dat ogenblik stroomden echter uit alle windstreken verwanten
van Otto toe die Peter zijn aandeel in de erfenis betwistten. Een jongere
broer en tot dusverre onbekend gebleven neven en nichten eisten hun deel
van de nalatenschap op en dat terwijl zij gedurende het lange ziektebed
van Otto geen enkele blijk van medeleven hadden gegeven. Ze waren niet
eens op ziekenbezoek geweest! Peter had dit niet alleen hardvochtig maar
ook heel onrechtvaardig gevonden. |
Pagina's op deze Nepal - site:
|