Inleiding
situatiekaarten
britannica artikel
|
|
||||
De beslissing De landing was gepland op 5 juni 1944, maar het weer voor die dag was te slecht, te ruw. Als het weer te slecht was, zouden de troepen moeite hebben met de doelen herkennen. Dit zou een catastrofe betekenen voor de troepen, omdat men misschien op de verkeerde punten zou landen, recht voor een batterij of op een te zacht strand. Ook zouden met te ruw weer de troepen zeeziek worden, waardoor de gevechtskwaliteit achteruitging. Er waren echter al konvooien op zee toen de beslissing kwam dat ze terug moesten keren. Een konvooi bestemd voor Utah was zelfs al de Franse wateren genaderd op het moment dat de beslissing kwam terug te keren. De beslissing van de landingsdatum was nu in handen van Eisenhower. Hij moest nu beslissen of de invasie op 6 juni zou plaatsvinden. Als dat niet kon, dan zou hij de landing moeten uitstellen naar twee weken later, omdat dat pas weer het moment zou zijn voor nog een poging. Dan was het tij en de maanstand pas weer gunstig. Uiteindelijk werd beslist dat de landing op 6 juni zou plaatsvinden, met de simpele woorden die door Eisenhower op 5 juni werden uitgesproken:"Ok, we'll go". Deze beslissing werd gevoed door twee redenen. De eerste was het weerbericht. Dit weerbericht, geleverd door kapitein J.M. Stagg, voorspelde een kleine opklaring op 6 juni. De tweede reden was het feit dat de manschappen, die nu aan boord van de overvolle landingsschepen zaten, daar niet te lang konden blijven en omdat het van boord laten gaan de veiligheid in gevaar zou brengen. De reis Nadat het bevel was gegeven stoomden de duizenden schepen op, voorafgegaan door mijnenvegers die de vaarroutes vrij moesten maken van mijnen, om zich samen te voegen op het verzamelpunt (bijgenaamd Picadilly Circus), 12 kilometer ten zuidoosten van het Engelse eiland Wight. Vanaf dit verzamelpunt zetten de geallieerden koers naar de invasiestranden, waarvoor de mijnenvegers tien vaargeulen vrijmaakten (elke vaargeul was 350 tot 1100 meter breed), 4 voor de Western Task Force en 6 voor de Eastern Task Force. Eenmaal in het invasiegebied aangekomen, maakten de mijnenvegers weer een gebied mijnenvrij, waardoor de oorlogsschepen de kust onder vuur konden nemen en de grote troepenschepen de landingsvaartuigen te water konden laten (dit mijnenvrij maken was een succes, slechts twee schepen liepen op een mijn). De Atlantikwall Ondertussen tastte men aan Duitse zijde in het donker, letterlijk. Dit was omdat de geallieerde bommenwerpers de radarstations aan de kust (bijvoorbeeld het radarstation van Pointe de Barfleur) hadden vernietigd. Tevens werden de overgebleven radarstations de hele tijd gestoord en voer de vloot in radiostilte. Een ander aspect dat men de invasie nu niet verwachtte, was het slechte weer. Dit zorgde ervoor dat de soldaten niet goed patrouilleerden en dat sommige patrouilles zelfs helemaal werden overgeslagen. Dit was dan ook een van de redenen waarom de bevelhebbers niet zo alert waren. Zo was Rommel naar zijn vrouw in Ulm gegaan (vertrok op 5 juni), en waren andere officieren bij hun vriendin of bezig met oorlogsspelen. Toch waren ze wel op de hoogte dat er iets stond te gebeuren. De Duitse inlichtingendienst (de Abwehr) had half mei in Frankrijk al gerapporteerd dat het Franse verzet in opperste staat van paraatheid was gebracht. Hieruit kon men opmaken dat de invasie tussen 20 mei en 10 juni kon worden verwacht. Tevens hadden de geallieerden al na 30 dagen bepaalde radiocodes gewijzigd, die ze normaal pas na drie maanden wijzigden. Het duidelijkste bericht kregen ze echter van de BBC, die op 1 en 3 juni het eerste deel van een strofe van een gedicht van Verlaine uitzond, namelijk 'Les Sanglots longs des violons de l'automne'. Dit betekende dat de landing dan binnen 48 uur plaats zou vinden, zodra de rest werd uitgezonden. Het tweede deel werd dan ook op 5 juni uitgezonden, namelijk 'blessent mon coeur d'une langueur monotone'. Ook dachten de Duitsers dat de geallieerden niet genoeg landingsvaartuigen hadden. Over het algemeen had men dus genoeg aanwijzigingen voor een landing, maar negeerde men die. De Amerikaanse luchtlanding De Amerikaanse 101st Airborne Division had als taak het veroveren van de vier toegangswegen, een sluis en twee bruggen en het vernietigen van een spoor- en verkeersbrug. De landing verliep echter niet erg volgens plan, en de troepen raakte over een groot gebied verspreid, waarbij er al slachtoffers vielen voordat ze hadden gevochten (ze kwamen om in onder water gezette gebieden). Toch veroverden ze de vier toegangen tot de stranden, maar de twee bruggen die ze moesten vernietigen waren nog in vijandelijke handen. De 82nd Airborne Division verging het al niet veel beter. Hun doel was een bruggehoofd op de westelijke oever van de Meredet veroveren en bezet houden, twee bruggen over de Douve vernietigen en Sainte-Mere-Eglise innemen. Ook zij raakten verspreid bij het landen, en ook hier stierven velen de verdrinkingsdood of werden gevangen genomen. De aanval op Sainte-Mere-Eglise was een succes en na lange gevechten met Duitse verzetshaarden was om 9.30 de eerste Franse stad bevrijd. Ze zouden echter nog enkele Duitse tegenaanvallen krijgen. Veel mannen waren verspreid terechtgekomen, en deze vochten nu in groepjes in vijandelijk gebied, ze zouden nog tot D+4 geïsoleerd blijven en de doelen aan de Douve niet halen. De 82nd had aan het einde van D-Day, in tegenstelling tot de 101st, nog geen contact met de troepen die van de stranden kwamen. De landing op Utah De landing op Utah was gepland om 6.30, en om dat te bereiken werd er om twee uur 's nachts begonnen met het vegen van mijnen in het landingsgebied (wat overigens bij elk strand werd gedaan), waarna de oorlogsschepen op hun aangewezen plaatsen gingen liggen, slagschepen en kruisers op 9900 en torpedobootjagers op 4500 meter van de kust (soms kwamen ze zelfs dichterbij. De afstanden gelden overigens voor elk strand). De vuurdekking ter plaatse werd geleverd door de landingsschepen met raketten en kanonnen. De troepen werden 17 km van de kust in de landingsvaartuigen gezet, maar de zee was niet zo wild, aangezien Pointe-de-Barfleur en Pointe-du-Hoc aan weerszijden van het strand lagen. Om 5.30 werden de Marcouf eilanden voor de kust veroverd en werd daar luchtdoelgeschut op gezet. Intussen had een Duitse batterij het vuur geopend op een van de torpedobootjagers en de schepen kregen het bevel om de kust onder vuur te nemen. Ondertussen waren de eerste troepen geland, en werden de 32 DD- tanks te water gelaten (dichterbij de kust dan gepland, de zee was er rustiger. Hierdoor ging er geen een in zee verloren) om nabijsteun te verlenen. Met behulp van deze tanks werden al snel een aantal sleutelposities veroverd, waarna er in de tweede golf demolitieteams van de marine aan land kwamen om de strandversperringen op te ruimen. Aan het einde van de dag waren er over een lengte van 1440 meter alle obstakels verwijderd. Verder verliep de landing op Utah goed, en om 18.00 uur waren er op Utah meer dan 21.000 manschappen, 1700 voertuigen en 1700 ton voorraden aan land gebracht, en dat ten koste van 'slechts' 197 doden. De bestorming van Pointe-du-Hoc Pointe-du-Hoc is een half in zee gelegen rots, waarboven de Duitsers een batterij hadden neergezet met zwaar geschut, die Omaha Beach kon bestrijken. Om deze batterij uit te schakelen zouden Rangers (Amerikaanse commando's) de rotswand beklimmen en de batterij uitschakelen. De Rangers landden om 7.10 uur op het kleine strandje aan de voet van de klif (ze waren 40 minuten te laat door stromingen en ruwe zee). Voorafgaand was de rots al beschoten door de USS Texas, een Amerikaans slagschip, en door enkele torpedobootjagers. Toen de Rangers eenmaal na een lange en gevaarlijke klimpartij boven kwamen en de Duitsers hadden uitgeschakeld, bleken de bunkers leeg te zijn. De batterij stond landinwaarts. Nadat deze vernietigd was kregen ze het zwaar te verduren door Duitse tegenaanvallen, maar met behulp van de schepen hielden ze stand, om later ontzet te worden. De landing op Omaha De landing op Omaha was gepland op hetzelfde tijdstip als die op Utah, om 6.30 dus. Hier ging alleen veel mis. De beschietingen vonden plaats vanaf 40 minuten voor de landing, waardoor er niet voldoende tijd was om alle Duitse kanonnen uit te schakelen. Ook hier werden de troepen 17 km uit de kust in de landingsvaartuigen gezet, maar de zee was hier een stuk ruwer. Hierdoor duurde het 3 uur voordat de boten het strand bereikten en raakte de landingsgolven door elkaar en uit formatie. Ook de tewaterlating van de tanks ging niet goed. In plaats van te wachten tot ze in rustiger water waren, werden de tanks op de linkerflank in te woelig water te land gelaten, waardoor er 27 verloren gingen en slechts 5 het strand bereikten. Op de rechterflank werden de tanks pas ontscheept toen het schip vaste bodem voelde. De ruwe zee eiste behalve 27 tanks ook veel geallieerde aanvalsvoer/vaartuigen, de DUKW's. Deze waren beladen met veel noodzakelijk materiaal, zoals artillerie en spullen om versperringen op te ruimen, die daardoor nog steeds het strand versperden. Om toch bij het strand te komen gebruikte men soms schepen om zich een weg te banen, andere schepen bleven heen en weer varen op zoek naar een opening. Toch werd er men man en macht gewerkt aan het opruimen van de versperringen, wat moeilijk was met te weinig materiaal en mannen die er dekking achter zochten. Het lukte echter toch, en uiteindelijk werden er 8 vaargeulen vrijgemaakt. De troepen op het strand lagen echter nog steeds onder moordend vuur van de Duitsers in hun bunkers en stellingen. Toen kapitein ter zee Harry Sanders dit zag stuurde hij zijn 18de eskader torpedobootjagers dicht naar het strand om de Duitse posities van dichtbij onder vuur te nemen. Uiteindelijk lukte het om de Duitse linies te doorbreken en landinwaarts te trekken, waarna het strand werd overspoeld door troepen, voertuigen en voorraden. De landing op Gold De landing op Gold was ook niet echt simpel. Deze landing moest beginnen om 7.25 uur, maar daar aangekomen bleek dat over een lengte van 5 kilometer 2500 obstakels waren aangebracht, wat ervoor zorgde dat het moeilijk was om aan land te komen. Tevens hielden de Duitsers, die zich schuilhielden in versterkte dorpen, het strand onder een moordend vuur. Hierdoor werden veel landingsvaartuigen vernietigd, maar dankzij de steun van de schepen lukte het toch om aan land te komen. Vanwege sterke Duitse tegenstand duurde het echter twee dagen en 200 slachtoffers voordat ze Port-en-Bessin veroverden De landing op Juno De landing op Juno zou beginnen om 7.45, maar vanwege vertraging bleek dat toen ze bij het strand aankwamen het tij te hoog was om de obstakels te vernietigen en vaarroutes te creëren. Hierdoor hadden de landingsschepen veel problemen om aan land te komen, en velen raakten beschadigd of zonken. Ondertussen namen de begeleidende schepen de Duitse kanonnen, loopgraven en andere stellingen onder vuur. Ook hier was er een bevelhebber die vond dat de zee te ruw was om de DD- tanks te water te laten en besloot ze gewoon aan land te zetten. Tegen de avond waren de Canadezen veilig geland, en werden er voorbereidingen getroffen om versterkingen te laten landen. De landing op Sword De landing op Sword zou plaatsvinden om 7.25 uur, en ook hier hadden de DD- tanks veel moeite met het ruige water, wat ervoor zorgde dat van de 40 te water gelaten tanks er 8 meteen zonken. Hierna volgden de landingsboten met infanterie, en deze wisten met goed sturen en geluk de obstakels te ontwijken. Nadat de Duitsers echter waren bekomen van de schok nam hun tegenstand sterk toe, wat ervoor zorgde dat de tweede landingsgolf het veel moeilijker had, en dus moesten weer de begeleidende schepen te hulp schieten, en weer met succes. Na hevige gevechten werd 's middags de rest van de divisie aan land gezet, dus ook hier was de landing geslaagd. Behalve troepen zette de Eastern Task Force (bovengenoemde drie stranden) op D-Day ook 900 tanks en andere pantservoertuigen, 240 stuks veldgeschut, 280 stuks anti-tankgeschut, 80 stuks licht luchtafweergeschut, 4500 voertuigen en 4300 ton munitie en voorraden aan land. De hele gecombineerde Task Force had nadat de eerste Amerikanen op Utah waren geland 133.000 man aan land gebracht. De Britse luchtlanding De taak van de Britse luchtlandingstroepen was het beveiligen van de flank van de landingen op Sword. Om hun missie te volbrengen voordat de troepen vanuit zee zouden landen, zouden ze, net als de Amerikanen, 's nachts landen. Dit was gevaarlijk, maar de Duitsers konden zich in het donker minder goed verdedigen. Een van de doelen waren de bruggen over het Kanaal van Caen en de Orne. Ze werden verdedigd door rond de 50 Duitsers, dus de Engelsen waren daar in de meerderheid (6 zweefvliegtuigen met 181 man). Binnen 10 minuten nadat ze waren geland waren de bruggen onbeschadigd in hun handen. De Duitsers waren dood, gevlucht of gevangengenomen. Binnen het uur werden ze versterkt met parachutisten en groeven ze zich in, waardoor ze verschillende Duitse tegenaanvallen afsloegen. Kort na het middaguur hoorden ze doedelzakken, de commando's van Lord Lovat waren gearriveerd. Het andere doel was de batterij bij Merville. Deze was zeer goed verdedigd. Daarom was het plan dat deze eerst gebombardeerd zou worden, waarna de troepen hem zouden bestormen. De uitvoering was iets anders. Het bombardement mistte de batterij en raakte bijna de eigen troepen, die maar met zo'n 150 man waren (de rest was verdwaald, dood, gevangen, enz). Tevens ontbrak er veel van de benodigde uitrusting. Ondanks alles bestormden ze de batterij, beschadigden de kanonnen, dreven de Duitsers terug en namen er zo'n 30 gevangen. Uiteindelijk had men meer dan de helft van de troepen verloren, maar het doel was gehaald. De hele nacht door landde er zweefvliegtuigen en parachutisten, en die slaagden erin de vijf bruggen over de Dives te vernietigen, zodat er geen enkele Duitser meer bij het gebied kon komen. De hoofdmacht van de 6de Britse luchtlandingsdivisie kon nu landen. Alle doelstellingen waren gehaald. De reactie van de Duitse Marine De Duitse marine kon niet veel uitrichten tegen de geallieerden en hun overwicht aan schepen en vliegtuigen, maar toch boekte ze enkele successen. Zo vuurden 3 torpedoboten uit Le Havre een aantal torpedo's af op de Eastern Task Force voordat ze verdwenen met behulp van een rookgordijn, en brachten de Noorse torpedobootjager Svenner tot zinken. Verder deden nog 3 torpedobootjagers een poging op 6 juni, maar werden verdreven. Op 8 juni kwamen ze echter terug met een vierde schip, maar werden uit elkaar geslagen door 8 geallieerde schepen, die er eentje zwaar beschadigde, eentje tot zinken brachten en eentje liep brandend vast op de kust. Op 13 en 14 juni werd er definitief afgerekend met de Duitse oppervlakteschepen. Er werden in totaal 57 vaartuigen tot zinken gebracht en vernietigd door Beaufighters en 325 zware Lancaster bommenwerpers. Toch hadden de Duitsers nog 2 LST's en 9 kleinere boten vernietigd. Met de Duitse onderzeeërs ging het al niet veel beter. Van alle onderzeeërs die op de invasievloot werden afgestuurd (35 in totaal) werden er 5 beschadigd, 6 tot zinken gebracht en de rest werd gedwongen te duiken. Dit deed het Duitse opperbevel besluiten alle boten terug te trekken op 6 onderzeeërs met het geavanceerde 'snorkelsysteem' na. Vanuit Noorwegen vertrokken vervolgens ook 5 van deze onderzeeërs, waarvan er snel 2 tot zinken werden gebracht. Later werden er nog eens 3 onderzeeërs tot zinken gebracht. Toch hadden ze een bescheiden succes, ze torpedeerden in totaal een Brits fregat, een Amerikaanse LST en 3 Liberty vrachtschepen. De bevoorrading De hele invasie zou voor niets geweest zijn als de troepen niet voldoende bevoorraad werden. Zoals u nog weet werden speciaal voor dit doel twee kunstmatige havens in Engeland gebouwd, die naar Normandie werden gesleept en daar werden geassembleerd. Deze havens waren nodig tot de geallieerden andere havens hadden veroverd en in gebruik hadden genomen. Ook werd er gebruik gemaakt van de kleine havens die veroverd waren. Tevens werd er in afwachting van de kunstmatige havens gebruik gemaakt van landingsschepen ter bevoorrading, wat zeer slecht was voor de schepen zelf, maar wel effectief. Net nadat de kunstmatige havens waren voltooid kwam er een vijand die erger was dan de Duitsers, het weer. Dit sloeg om, waardoor er een stormkracht ontstond die ervoor zorgde dat alle transporten moesten worden gestaakt. Deze storm, die 3 dagen aanhield, was misschien wel de ergste storm die het Kanaal trof sinds 40 jaar. Deze storm zorgde ervoor dat de kunstmatige havens zwaar werden beschadigd, dat rond de 800 vaartuigen aan de grond liepen en dat er honderden kleine scheepjes zonken. Toen deze storm uiteindelijk voorbij was, werd zo snel mogelijk begonnen met het repareren van de schade en het herstellen van de transportdiensten. De voorraden waren immers broodnodig. |