Inleiding
situatiekaarten
britannica artikel
mail Omar . . . . . . .
|
|
||||
De kunstmatige havens Het slagen van operatie Overlord hing af van het feit of de geallieerden genoeg voorraden en versterkingen aan land konden brengen, om een uitbraak uit het bruggehoofd te forceren. De voorraden en versterkingen (denk aan uitrustingstukken, eten, munitie) waren nodig, zodat nadat er eenmaal een uitbraak was geforceerd de troepen konden blijven oprukken om de vijandelijke legers te vernietigen (zo kan een infanteriedivisie alleen aan de vijand het hoofd bieden als ze per dag 300 tot 400 ton voorraden krijgen. Een pantserdivisie vergt 1200 ton). Omdat de Duitsers wisten dat de geallieerden een haven nodig zouden hebben, hadden ze alle beschikbare havens zozeer versterkt, dat het onmogelijk was deze te veroveren vanuit zee. Deze optie viel dus af. De troepen permanent vanaf het strand bevoorraden kon ook niet. Hiervoor waren een aantal redenen. - Het landen zou te lang duren (men had eb nodig om weg te varen). - Het telkens op de stranden landen kon grote schade aanrichten aan het schip. - Het aantal landingsboten was beperkt, net als het tonnage dat ze konden meenemen. Ook het weer speelt een rol. Getijden en stromingen konden ervoor zorgen dat de bevoorrading moest worden onderbroken, en dat mocht absoluut niet gebeuren. Tevens kunnen grotere schepen niet dichter dan een zeemijl bij het strand komen, maar om de troepen continu te bevoorraden en om tijd te besparen, was het absoluut nodig dat de voorraden van de schepen rechtstreeks de vrachtwagens in gingen. De geallieerden moesten dus een oplossing zien te vinden, en de oplossing waar ze mee aankwamen, was zeer gewaagd, namelijk een prefab haven bouwen, het kanaal overvaren en zo snel mogelijk opstellen en in gebruik nemen. De hele havenoperatie kreeg de naam Mulberry (meervoud: mulberries) mee, wat braambes betekent (de braamstruik groeit snel), en ze waren bedoeld om: - bescherming te bieden aan de lossende schepen - het vlotter laten verlopen van het lossen van ladingen Omdat de onderdelen moeilijk over de oceaan konden worden versleept, werden ze in Engeland gebouwd (Mulberry A: voor de Amerikanen, Mulberry B voor de Engelsen). De haven zou bestaan uit: - een drijvende buitengolfbreker, bombardons - een vaste binnengolfbreker gemaakt uit betonnen caissons en oude schepen die speciaal voor dit doel tot zinken zouden worden gebracht, goosberries (aalbes) - drijvende pieren die van het strand tot de pierkoppen op stutten steunden en waaraan schepen konden afmeren. In de haven zouden verschillende schepen varen. Omdat de grote handelsschepen niet in de haven zelf konden komen, lagen ze verder weg, beschermd door bombardons. Hier zette ze hun vracht over op kleinere schepen, zoals de Rhino Ferry (een groot stalen vlot voortgestuwd door buitenboordmotoren voor het vervoer van voertuigen en tanks. Het woog 400 ton en was 60 bij 15 meter, en stak bij belasting zo'n 30 cm boven het water uit, wat de reden was dat ze rustig water nodig hadden, ze hadden dan ook een eigen pier) en op DUKW's (amfibiewagens met 6 wielen, met een snelheid van 10 km/uur in het water en 80 km/uur op het land. Ze waren 9 meter lang en konden 25 personen of 2270 kg vracht vervoeren). Kleinere vrachtschepen zouden lossen aan enorme drijvende kaaien, die verbonden waren met pieren.. Deze drijvende kaaien waren rechthoekig en via een complex systeem met 30 meter lange stutten, kabels enz. konden ze aan de getijden worden aangepast, zodat er onder elk getijde kon worden gelost. Om de loscapaciteit te verhogen, werden er tussenkaaien tussen de grote drijvende kaaien geplaatst. Tevens werd er aan sommige kaaien een stalen brug gemaakt, die in het water kon zakken. Ook had deze een zijplatform, hierdoor konden LST (Landing Ship Tanks) schepen beide verdiepingen tegelijk lossen. Door de kaaien konden de voertuigen rechtstreeks naar land rijden, en kon de vracht van de schepen ook rechtstreeks in vrachtwagens worden gelost. Op het strand zelf zien we dat er op sommige stukken een bekleding nodig was, omdat de voertuigen anders vast zouden komen te zitten. Er waren drie types bekleding: - metalen prefab- platen of gevlochten metaalrollen - een plantaardige bekleding op basis van raffia of kokos - een mineraalbekleding (viltfilmen doordrongen met asfalt) De verschillende onderdelen werden gefabriceerd en verzameld in verschillende havens aan de Engelse zuidkust. Hier werden de caissons (Phoenix- caissons, betonnen bakken die men kon afzinken, uitgerust met Bofors luchtdoelkanonnen, verblijven en schuilplaatsen voor de bemanning en munitieruimtes. In totaal werden er voor deze caissons 600.000 ton beton, 31.000 ton staal en 1,5 miljoen vierkante meter golfplaat) voor D-Day tot zinken gebracht, om ze aan het oog te onttrekken en om ze te beschermen. Pluto Omdat de geallieerden beschikte over zeer veel voertuigen (bij de landing wilde men 14.000 voertuigen aan land brengen, twaalf dagen later moest dit aantal zijn verhoogt tot 95.000), moesten ze, om deze te laten rijden, beschikken over zeer veel brandstof. Hiervoor zouden miljoenen vaten brandstof nodig zijn, maar tankers zouden tijdens het lossen een te aantrekkelijk doelwit zijn. Daarom was COSSAC (de chef-staf van de geallieerde opperbevelhebber) van mening, dat de beste oplossing een pijpleiding van Engeland naar Frankrijk zou zijn. Het werd project Pluto (pipe line under the ocean), de pijpleiding tussen Engeland en Frankrijk, om precies te zijn de pijpleiding op de bodem van de zee tussen Wight en Cherbourg. De schepen Een landing landing vanuit zee was onmogelijk zonder speciale schepen. Hierom werden er vele ontworpen. Hier een overzicht: * LST (Landing Ship Tank) zeewaardig en in staat 60 tanks te vervoeren * LCT (Landing Craft Tank) een motorboot met deuren in de boeg en voorzien van een afrit, geschikt voor het vervoeren van 3 tot 5 tanks * LCA (Landing Craft Assault) een aanvalsboot voor de infanterie met een afrit, niet zeewaardig, werd vervoerd aan boord van grotere schepen * LCI (Landing Craft Infatry) landingsboot voor de infanterie, uitgerust met loopplanken * LSI (Landing Ship Infantry) vervoerde 12 LCA en 697 manschappen * LCT(R) (LCT Rocket) een LCT uitgerust met raketten om de kust te bombarderen, een enorme vuurkracht * LCT Flak een LCT uitgerust met luchtafweerkanonnen * LSD (Landing Ship Dock) schip met een dok, vervoerde 3 LCT of 14 LCA De 'funnies' Dit zijn gespecialiseerde pantservoertuigen en zijn ontworpen door generaal- majoor Percy Hobarts 79ste pantserdivisie, hierom werden ze Hobart's funnies genoemd. De 79ste pantserdivisie was in 1943 geformeerd op last van Sir Alan Brooke, chef van de Britse generale staf. Het doel was om pantservoertuigen te ontwerpen die de aanvallende troepen rechtstreeks konden ondersteunen bij een landing, en om door de hindernissen, het beton en de mijnenvelden van de Atlantikwall te breken. Enkele funnies: * Sherman DD (Duplex Drive) tank met twee schroeven en een lap canvas eromheen, waardoor de tank kon varen (niet geschikt voor ruig water. Eenmaal geland deed men het doek omlaag en was het een gewone tank. * Sherman Crab een vlegeltank. Kon doormiddel van ronddraaiende kettingen met daaraan zware ballen die op de grond ranselden, een pad van 3 meter breed mijnenvrij maken. * Churchill Crocodile tank uitgerust met vlammenwerper, schoot 100 m ver * Churchill Bobbin tank die een 3 meter breed canvaspad legde over zachte grond * Churchill AVRE tank uitgerust met grote mortier (verschoot een springlading van 25 pond) om bunkers te vernietigen * Churchill AVRE SBG tank uitgerust met een brug voor het overspannen van tankgrachten en versperringen * Sherman Firefly tank uitgerust met een 17 ponder kanon * Churchill fascine tank uitgerust met takkenbossen voor het opvullen van bijvoorbeeld tankgrachten Zoals men kon zien zijn er veel verschillende hoogstandjes te bewonderen. Het is de vraag of er überhaupt wel een succesvolle landing was geweest zonder deze schepen, voertuigen en kunstmatige havens. Zonder deze zou de landing weleens een hoop mensenlevens hebben gekost. |