Binnen de groep der grasachtige planten
brengen we een aantal families samen die zich kenmerken
door onopvallende bloemen en lange, smalle,
'grasachtige' bladeren.
Veruit de grootste familie is die der Echte grassen (Gramineae)
waartoe o.a. ook onze graansoorten en weidegrassen behoren.
Ze hebben ronde, holle en op de knopen verdikte stengels (halmen).
Grasachtige of ook wel stengelachtige, rolronde bladeren
komen ook voor bij de russen, biezen en de veldbiesachtigen.
Die behoren tot de familie der Russen (Juncaceae).
Daarnaast komen ook de Cypergrassen (Cyperaceae) aan bod,
die zich van echte grassen onderscheiden
door de driekantige stengels en de in 3 rijen geplaatse bladeren.
Tot deze familie behoren waterbiezen, zeggen,
wollegras en cypergras.
In mei beginnen de meeste grassoorten te bloeien.
Aan de uiteinden van de meestal vertakte stelen
bevinden zich de neutraal gekleurde en sterk gereduceerde bloemen.
Het zijn echte windbloeiers en de bloempjes
zitten heel los aan de stengel.
De bloeiwijze bestaat uit een pluim of een aar
en bij het geringste zuchtje wind vliegt het droge stuifmeel weg.
De grasbloempjes zitten bijna altijd bijeen in een klein bloempakje.
Elk bloempje is omgeven door twee blaadjes: de kroonkafjes,
terwijl het hele pakketje ook weer tussen twee blaadjes zit: de kelkkafjes.
Deze kafjes zien eruit als een opengesperd snaveltje van een vogel.
De stampers steken als kleine veertjes uit de pakjes,
de meeldraden hanger er losjes bij.
Algemene informatie
Rode lijst (Nederlandse benaming) | Wetenschappelijke benaming (Alfabetische lijst) |